Construções, Prédio (pt) - carload (en) - contingent — contingent - floor (en) - duo, paire - salle - drieëenheid, drie-eenheid, drietal, drievuldigheid, triniteit, trio — trio, triplette - turnout (en) - kwartet — groupe de quatre personnes, quatuor - groupe de cinq personnes - groupe de six personnes, sextuor - groupe de sept personnes - octet — groupe de huit personnes, octuor - assemblée — assemblée - drom, heer, heir, horde, leger, legerschaar, legioen, massa, menigte, mensenmassa, mensenmenigte, mensenzee, meute, myriade, schaar, schare, sleep, stoet, volk — foule - menigte, oploop, stationshal, volksoploop — affluence, attroupement, foule - publiek — audience - gemeenschap — communauté - stadsbestuur — commune, municipalité - dramatis personae — distribution - eersteklas, kl., klas, klasse, schoolklas — classe - klas, schoolklas — classe - raout, rassemblement de groupe, rout - bende, groep, vriendenkring, vriendenschaar — bande, équipe, petite bande - beraadslaging, beraadslagingen, convent, conventie, deliberatie, dialoog, overleg, vergadering — réunion - petit groupe - quorum — quorum - bijeenkomst, massabijeenkomst — grand rassemblement, ralliement - commune — communauté - convocation - beurs, jaarbeurs — exposition universelle - bando, cáfila, malta, quadrilha, reunião, súcia (pt) - cortège, entourage, gevolg, hofhouding, hofstoet, stoet — cortège, suite - kamp — camp - appel au drapeau, conscription, mobilisation - rap group (en) - rave-up (en) - table, tablée - dégustation de vins - partie, partie d'un contrat - assortiment, collectaneum, mengeling, mengelwerk, sortering, sortiment, varia, verschot — assortiment - expositie, tentoonstelling, wereldtentoonstelling — expo, exposition[Spéc.]

aantreffen, ontmoeten, tegenkomen, treffen, vergaderen, zich groeperen — regrouper, réunir - assembler, rassembler, réunir[Dérivé]

bijeenkomst (n.) • bijeenzijn (n.) • rassemblement (n.m.) • samenkomst (n.f.) • samenzijn (n. neu.)