» 

dicionario analógico

concretiseren, invullen - doorhebbencaer en la cuenta, caer en la cuenta de algo, comprender, entender - ervaren, leven - vergeten, zich vergetendejar, dejarse, olvidar, olvidarse, perder el control - gelijkstellenidentificar - knobbelen, napluizen, navlooien, op het idee komen, oplossen, uitdenken, uitdokteren, uitkienen, uitknobbelen, uitmikken, uitpluizen, uitplussen, uitpuzzelen, uitvissen, uitvlooien, uitvogelen, uitvorsen, uitzoeken, vorsen, vorsendcomprender, descifrar, desembrollar, discurrir, imaginar, ocurrirle a u.p., resolver, solucionar - analyseren, anatomiseren, ontledenanalizar - taalkundig ontledenanalizar gramaticalmente - categoriseren, categorizeren, indelen, kategoriseren, onderbrengen, rubricerencategorizar, clasificar - achternarijden, achternazitten, checken, controleren, kontroleren, nachecken, nagaan, nakijken, natrekken, nazien, nazitten, reviseren, verifiëren, zoekenaveriguar, chequear, comprobar, verificar - authentiseren, legaliseren, legitimeren, waarmerken, wettigenautenticar, autentificar, autentizar, certificar, legalizar - evalueren, koersen, meten, nabespreken, ramen, schatten, waarderenevaluar, tasar, valorar - verstoffelijkencosificar, materializar - appreciëren, eerbiedigen, hoogachten, naar waarde schatten, ordenen, rangschikken, respecteren, schikken, structureren, waarderenapreciar, considerar, estimar, respetar, valorar - schatten, waarderentasar, valorar - decide (en) - mikken, nastreven, ogenaspirar a - bedoelen, menenpensar, pretender, proponerse, querer decir - van plan zijnproponerse - aim, calculate, direct (en) - aansluiten, associa aren, associëren, betrekken, combineren, in verband brengen, relateren, schakelen, verbindenasociar, conectar, enlazar, relacionar, unir, vincular - ascertain (en) - centreren, concentreren, in het midden plaatsen, toeleggen, zijncentrar, clavar, concentrar, concentrarse en, enfocar, estar concentrado en, fijar - toespitsenconcentrar - berusten, neerleggen, resigneren, schikken, verzoenenresignarse - afwegenconsiderar, examinar, mirar - beraadslagen, doordenken, overwegen, peinzenconsiderar, dar vueltas a - argwaan hebben jegens, verdenkenrecelar, recelar de, sospechar, sospechar de - behoefte, dienen, hebben, hoeven, moeten, zullennecesitar, requerir - introspectief, zelfonderzoekendintrospectivo - imagineren, indenken, nagaan, verbeelden, voorstellenconcebir - heet worden, opwinden - enfadarse, indignarse, rabiar - depreciëren, geringschatten, minachten, neerkijken, neerzien, spugen, verachten, verfoeien, versmadendesdeñar, despreciar, menospreciar, tener en poco - achten, hoogachten, hoogschatten, koesteren, liefhebbenatesorar, querer, valorar - aanbidden, adoreren, dol zijn op, dwepen, verafgoden, vergoddelijken, weglopenadorar, idolatrar - aanbidden, achten, bewonderen, hoogachten, prijzen, vereren, vrezen, waarderenapreciar a, estimar, estimar a, respetar, reverenciar, sentir aprecio a, tener aprecio a, venerar - afschrikken, alarmeren, ontstellen, schrik aanjagen, shockerenalarmar, escandalizar, horrorizar, sobresaltar - nerveus maken, onzeker maken, van streek brengenacobardar, amilanar, desconcertar, desquiciar, enervar, inquietar, perturbar, trastornar, turbar - die (en) - snakkenmorirse de ganas de - afschrikken, intimideren, ontmoedigenacobardar, asustar, desalentar, desanimar, desmoralizar, espantar, intimidar - woedend makenencolerizar, enfurecer, exasperar, irritar - binnendringen, donderen, donderjagen, donderstenen, donderstralen, du(i)veljagen, duvelen, duveljagen, dwarszitten, ergeren, etteren, gallen, irriteren, klieren, klooien, kloothannesen, kloten, lastig vallen, lazerstralen, mogen vragen, plagen, rotzooien, sodemieteren, storen, stoten, vallen, vervelen¿sería tan amable de...?, agobiar, disturbar, entrometerse, estorbar, fastidiar, importunar, incomodar, irritar, molestar, mortificar, provocar, sacar de quicio a alguien, vejar - beschamen, van zijn stuk brengenapurar, atolondrar, atortolar, aturdir, aturrullar, azarar, azorar, comprometer, confundir, dejar confuso, dejar confuso a, desconcertar, perturbar, preocupar, turbar - verbijsterenaturdir, desconcertar - in geldverlegenheid brengen, ontwapenen, verwarrenapenar, avergonzar, confundir, poner en un aprieto, turbar - in de steek laten, teleurstellen, verijdelendecepcionar, defraudar, fallar - humiliëren, kleineren, omlaaghalen, vernederen, verootmoedigenapocar, despreciar, humillar, mortificar, rebajar - opgetogen makenalborozar, embriagar, intoxicar, regocijar - aanmoedigen, bemoedigen, bevorderen, een hart onder de riem steken, moed geven, moed inspreken, toejuichenacicatear, alegrarse, alentar, animar, dar aliento a, envalentonar, estimular, fomentar, impulsar, infundir ánimo a, promover, reanimarse - abatir, descorazonar - gunnen - begeren, blieven, hongeren, toewensen, verlangen, wensen, willenanhelar, ansiar, desear, querer - arder - indachtig, zich bewust vanconsciente - find (en) - cognitiefcognoscitivo - aandacht, oplettendheidatención[Domaine]

-