» 

dicionario analógico

cargo, consignatiegoederen, lading, last, loonpost, meetapparatuur, scheepslading, scheepsvracht, transport, verzending, vracht, vrachtgoed, zending - illegal insider trading, insider dealing, insider trading, self-dealing (en) - afslag, auctie, auktie, boedelhuis, boelhuis, erfhuis, veiling, vendu, vendutie - kapitaalaanwas, kapitalisatie - omzetten, slijten, verkopen - abonnee, geabonneerde, inschrijver, leeskop, lezer, ondertekenaar - aflevering, bestelling, bezorging, leverantie, levering, traditie, verschaffing, voorziening - consignatiegoederen, handeltje, partij - afschepen, uitzenden, verzenden - kruidenierswinkel, kruidenierszaak, levensmiddelenbedrijf, markt, marktplein - depot, opslaan, opslag, repositie - fabrieksmerk, handelsmerk, handelsnaam, merk, merk-, merknaam, trade-mark - apotheek, artsenijbereidkunde, drogist, drogisterij, drugstore, farmaceutica, farmacie, gaper - kussensloop - dealen - commercieel, handels- - niet-commercieel, non-profit - exportável (pt) - bevorderen, promoten, pushen - inventaris, inventarisatie, inventarizatie - business, commerce, commercialisering, commercie, handel, handelsgeest, handelsverkeer, koophandel, koopmansgeest, zaak - koophandel, zaken - vrijhandel - initial offering, initial public offering, IPO (en) - business activity, commercial activity (en) - operation (en) - business (en) - aanloop - handeltje, zaakje - het invoeren, invoer - uitvoer - het smokkelen, sluikhandel, sluikinvoer, smokkel, smokkelarij, smokkelhandel - distributiewezen - marketing, marktanalyse, marktonderzoek, marktverkenning, merchandising, productiestrategie, produktiestrategie - tráfico de drogas (pt) - simonie - afzet, afzetmarkt, afzetmogelijkheid, koopdag, verkoping - dumping, prijsbederf - retailing (en) - telemarketing - colportage, straathandel, valkejacht, valkenjacht, valkerij - afzet - liefdadigheidsbazaar, luizenmarkt, prondelmarkt, rommelmarkt, vlooienmarkt - verladen - achternasturen, achternazenden, doorsturen, doorzenden, nasturen, nazenden - aankopen, aanschaffen, afnemen, betrekken, inkopen, kopen, verkrijgen, wegkopen - nemen - abonneren, zich abonneren - colporteren, kolporteren, leuren, parlevinken, pushen, rondvertellen, uitventen, venten - appliance (en) - sell (en) - boekenstalletje, boekhandel, boekwinkel - boetiek, confectiezaak, kledingmagazijn, kledingzaak, modemagazijn, modezaak - canteen (en) - cadeia de lojas (pt) - charcuterie (en) - goed, goederen, handel, handelsgoederen, handelswaar, koopwaar, producten, spul, vrachtgoed, waar, waren - consumptie-artikelen, consumptiegoederen, verbruiksgoederen - loja de conveniência (pt) - handelsnederzetting, toko, warenhuis - detailhandel, handelscentrum, kleinhandel, warenhuis - cash-and-carry, disconteringsbank, discontobank, discount, discountzaak, weidewinkel - taartrand - droger, droogautomaat, droogmolen, droogtrommel, föhn, haardroger, siccatief, trommeldroger, wasdroger - gebruiksgoederen - export, exportartikel, exportcijfer, uitvoer, uitvoerartikel - graanschuur, graanzolder, korenschuur, korenzolder, voorraadschuur - ijzerhandel, ijzerwinkel - hypermarkt, weidewinkel - het invoeren, importgoederen, invoer - produktaanbod - artikel, goederen, handel, handelsgoederen, handelswaar, koopwaar, spul, vracht, vrachtgoed, vrachtgoederen, waar, waren, winkelwaar - servet, vingerdoekje - pizzeria - middenberm, winkelcentrum, winkelpassage - kapperszaak, kapsalon, schoonheidsinstituut, schoonheidssalon - lençol (pt) - automaat, fruitautomaat, gokautomaat, gokkast, snoepautomaat, speelautomaat, trekautomaat - stock, voorraad - depot, entrepot, ligplaats, magazijn, opslag, opslagkosten, opslagplaats, opslagruimte, pakhuis, remise, stallingkosten, stapelhuis, stapelplaats, tramremise, veem, voorraadschuur - supermarkt, zelfbediening, zelfbedieningswinkel, zelfbedieningszaak - verkoopautomaat - barcode, bar code, barkode, streepjescode, streepjeskode, zebracode, zebrakode - bon, entreebewijs, entreebiljet, entreekaartje, kaart, kaartje, kiesbriefje, passagebiljet, stembiljet, stembriefje, tegoedbon, ticket, toegangsbewijs, toegangskaartje, voucher, waardebon - carga, cognossement, connossement, laadbrief, passagierslijst, vrachtbrief, vrachtcedel - afzetmarkt, afzetmogelijkheid - order, purchase order (en) - postorder - prijsindex, prijsindex(cijfer), prijsindexcijfer, prijsniveau, prijspeil - prijsindex, prijsindex(cijfer), prijsindexcijfer - handelsbeleid, handelspolitiek - gedeponeerd handelsmerk, geregistreerd handelsmerk, handelsmerk, merk - beeldmerk, logo, logogram, vignet, woordmerk - prijsklasse - bundel, doos, keuzepakket, package, pak, pakje, pakket, programmapakket, standaardpakket, vakkenpakket - syndicaat - consortium, poule, syndicaat, trust - cartel, kartel, trust - douane-unie, tolunie - Benelux - kamer van koophandel - market, target group (en) - luizenmarkt, prondelmarkt, rommelmarkt, vlooienmarkt - consument, verbruiker - accountant, accountants-administratieconsulent, administrateur, boekhouder, boekhoudster, controller, penningmeester, quaestor, quaestrix, schatbewaarder, schatmeester, thesaurier - adverteerder, adverteerster, advertentieblad, huis-aan-huisblad, reclameadviseur, reclameadviseuse, reclameman, reklameadviseur, reklameadviseuse - agens, agent, commissionair, factoor, factor, handelsagent, handelsreiziger, makelaar, vertegenwoordiger - baron, -baron, barones, baronesse, geldmagnaat, koning, magnaat, majesteit, mogol, vrijheer - barbediende, barkeeper, barman, kelner, ober - boekhandelaar, boekhandelaarster, boekverkoper - hulpkelner - zakenman - zakenvrouw - aankoopster, aankoper, afnemer, inkoopster, inkoper, klant, koper, opkoopster, opkoper - cateraar, catering, cateringbedrijf, leverancier van maaltijden - venter - chartered accountant (en) - stomerij - concessiehouder, concessionaris - connection (en) - geadresseerde, geconsigneerde - afnemer, cliënt, rekeninghouder, stempelaar, werkeloze, werkloze - distributeur, verdeeldoos - aanneemster, aannemer, ondernemer - exporteur, uitvoerder, uitvoerster - visboer, vishandelaar, visvrouw - gastheer, gastvrouw, herbergier, herbergierster, hospes, hospita, kotbaas, logementhouder, parasietendrager, waard - importeur, invoerder, invoerster - groothandelaar, groothandelaarster, grossier, stukwerker - verhuurder, verpachter, verpachtster - mercer (en) - handelaar, handelsman, koopman, koopvrouw - melkboer, melkman, melkmeid, melkmeisje, melkvrouw - computeroperator, operator, procesoperator - bezitster, bezitter, eigenaar, eigenares - bladenman, krantenbezorger, krantenbezorgster, krantenjongen, krantenmeisje - caf{#225}{#130}{#225}houder, tollenaar - publiciteitsagent - huismakelaar, huizenmakelaar, makelaar, makelaar in onroerend goed - doktersassistente, receptionist - restaurateur - salesgirl, saleslady, saleswoman (en) - acquisiteur, advertentieacquisiteur - vertegenwoordiger, vertegenwoordigster, winkelbediende - onderminister, secretaresse, secretaris, staatssecretaris - handelaar, handelsman, koopman, koopvrouw, verkoper - detaillist, kleinhandelaar, middenstander, neringdoende, wederverkoper, winkelier - fournisseur, leverancier, toeleverancier, toeleveringsbedrijf - handelaar, handelaarster, handelsman, kleine zelfstandige, koopman, koopvaarder, koopvaardijschip, koopvrouw, middenstander, middenstandster, neringdoende, winkelhouder, winkelhoudster, winkelier, winkelierster - Andrew Carnegie, Carnegie (en) - prijs, vervoerprijs - tarief - collegegeld, honorarium, inschrijfgeld, inschrijvingsgeld, prijs, vacatie, vacatiegeld - commissie - leenstelsel - niveau, tarief - scheepsvracht, transportkosten, vervoerkosten, vrachtgoed, vrachtkosten, vrachtprijs - geldkoers, koers, muntkoers, omrekeningskoers, omrekenkoers, valutakoers, wissel, wisselkoers, wisselnotering - earnings report, income statement, operating statement, profit-and-loss statement (en) - handelstekort - boek, boekblok, boekje, grootboek, kasboek, lijst, steigerbalk - handelswaarde - bakkersgist, gist - bewaartijd, houdbaarheid[Domaine]

-