Conteùdo de sensagent
Últimas investigações no dicionário :
calculado em 0.062s
actie, daad, handeling, verrichting — ação, acção, acto, ato - actie, aktie, handeling, rechtshandeling, verrichting — acção - koers, loop, manier — curso, direcção, rumo - performance (en) - fait accompli, voldongen feit — fato consumado - besef, bewustwording, vervulling, verwezenlijking — compreensão/realização, resultado - bevrediging, satisfactie, vervulling — realização - attainment (en) - bewust, doelbewust, doelgericht, expres, gericht, met opzet, met voorbedachte rade, moedwillig, opzettelijk, uit moedwil, vrijwillig, welbewust, weloverwogen — deliberadamente, de próposito, de propósito, intencionalmente, voluntariamente - concretisering, effectuering, implementatie, implementering, opbouw, prestatie, realisatie, realisering, tenuitvoerlegging, totstandbrenging, totstandkoming, uitvoer, uitvoering, verwerkelijking, verwezenlijking, volbrenging — actuação - consolideren, sterker worden — consolidar - maatregel, pas, sprong, stap, voetstap — compasso, medida, passo - build up, develop (en) - aanwakkeren, activeren, opwekken, opwinden, prikkelen, prikkelend — disparar - corrigeren, rechtzetten, verbeteren — corrigir - abuse, misuse, pervert (en) - beredderen, beter maken, corrigeren, gladstrijken, rechtzetten, redderen, verbeteren — corrigir, emendar, esclarecer, pôr bom - slotwerk, zwanenzang, zwanezang — canto do cisne - bedwingen, begrenzen, beperken, indammen, inkrimpen, inperken, limiteren, terugdringen — limitar, restringir - afbakenen, afgrenzen, afpalen, afperken, afzetten, bebakenen, demarqueren, omschrijven, uitzetten — demarcar - bevriezen, blokkeren, immobiliseren, inactiveren - gewennen, wennen — acostumar - make, make up (en) - als feuilleton publiceren, als serie publiceren — publicar em capítulos, publicar em folhetim - tooien — arranjar, arranjar-se, ataviar, enfeitar, enfeitar-se - aanpassen, stemmen — afinar, corresponder, harmonizar - doorbijten, doordouwen, doorzetten, standhouden, volharden, volhouden — agarrar-se a, insistir, perseverar, persistir - afsluiten, beëindigen, besluiten, eindigen, ophouden, stoppen, termineren — concluir, pôr termo a, terminar - onderdrukken — esmagar - persoonlijk opvatten — tomar um assunto como pessoal, tornar pessoal - actief, activiteit, aktiviteit, bedrijvigheid, bezigheid, drukte, occupatie, werking, werkzaamheden, werkzaamheid — actividade, atividade, ocupação - compliceren — complicar - operatie - aangorden, gereedmaken, installeren, instrueren, klaarmaken, opmaken, prepareren, voorbereiden, warmdraaien — preparar - leefpatroon, leefwijze, levenspatroon, levenswijs, levenswijze, weg — caminho, modo de vida - diversifiëren — alargar - aanvullen, bijladen, bijvullen, dempen, dichtgooien, navullen, opstoppen, opvullen, plempen, toegooien, volgieten, vol maken, volpompen, volschenken, vullen — encher, preencher - afbouwen, afdoen, afhandelen, afwerken, afwikkelen, definitief regelen — finalizar - in overeenstemming brengen — conciliar - afstemmen, harmoniëren, in harmonie brengen — harmonizar, harmonizar-se - aftimmeren, opdweilen, verzetten — terminar - behandelen, bewerken — tratar - opschonen, schonen - vereeuwigen — imortalizar - arbeid, emplooi, werk — emprego, trabalho - bediening, procedure, werking, werkwijze — operação, procedimento - service (en) - geploeter, gezwoeg, Labour - inspanning, krachtsinspanning, uitoefening — esforço, exercício - handenarbeid, handwerk, mankracht, menskracht — trabalho manual - door de vingers zien, nalaten, ontgaan, over het hoofd zien, overslaan, overspringen, skippen, vergeten, voorbijzien — deixar passar, fechar os olhos a - buitensluiten, uitgesloten, uitsluiten, uitzonderen, weglaten — exceptuar, omitir - afperken, constitueren, vastleggen — declarar, ensinar, fazer - aanvaarden, accepteren, doorslikken, nemen, pikken, slikken, vreten — deglutir, engolir, ingurgitar - arbeid, corvee, job, karwei, klus, taak, werk, werklast, werkstuk — frete, trabalho - emplooi, functie, rol - ligging — localização, posição - wensen, willen — desejar, querer - aanstellingsbrief, benoeming, benoemingsbrief, boodschap, missie, zending - boodschap, missie, opdracht — comissão, missão, recado - erin laten lopen — apanhar desprevenido - inspanning, krachtsinspanning, poging, try — ensaio, esforço, prova, tentativa - give (en) - arbeidskrachten, expeditie, lijkbezorging, onderneming, opdracht, opgaaf, opgave, project, taak, uitvaartverzorging, werklast — emprego, mão-de-obra, tarefa - afstrepen, doorhalen, doorstrepen, schrappen, uitschrijven, wegstrepen — barrar, cancelar, riscar - mijden, ontwijken, vermijden — evitar - loochenen, ontkennen, verloochenen, verzaken — negar - aanbevelen, bekleden, bevelen, heiligen, inzetten, toevertrouwen, toewijden, verbinden, wijden — dedicar, devotar - door de vingers zien, een oogje dichtknijpen voor, ekskuseren, excuseren, vergeven, vergoelijken, verontschuldigen, verschonen — desculpar, escusar, perdoar - military mission, mission (en) - bestendiging, hervatting, vervolgblad, voortzetting — continuação - reduplicatie, verdubbeling — confirmação, reiteração, repetição - bereidingswijze, procedure, proces, receptuur, verwerking, werkwijze — procedimento - transvestie, transvestitisme, travestie - lavagem de dinheiro - actie - give, pay (en) - abandonneren, loslaten, opgeven, prijsgeven, terzijde geschoven worden, uitval, uitvallen, verlaten — ser abandonado - adm., administratie, regulatie - meester worden, overwinnen, overzwemmen, temmen, verwerken — controlar, ultrapassar, vencer - voorbereiding — preparação, preparativo - beperking — limitação, restrição - beschermen, beveiligen, indekken — proteger - doen en laten, gedrag, gedraging, houding, optreden, procesvoering — comportamento, feitos - beantwoorden aan, verzadigen — satisfazer - abstineren, desisteren, onthouden, zich onthouden — abster-se - opzettelijk — intencional - bijeenbrengen, bijeengaren, bijeenkrijgen, bijeenrapen, collectioneren, lezen, paren, rapen, samenbrengen, samenkrimpen, sparen, verenigen, vergaderen, vergaren, verkrampen, verzamelen, zich samentrekken — apanhar, contrair, contrair-se - binnengaan, inleiden — entrar - afrukken, aftrekken, bevlekken, bevredigen, geilpompen, masturberen, onaneren, rukken, zichzelf bevredigen - bear, carry, hold (en) - introduce (en) - maken — fazer - desenvolver - als eerste doen — ser o pioneiro de - bewerkstelligen, teweegbrengen, veroorzaken — provocar - instellen, oprichten — estabelecer/fundar, instituir - bewerken - spelen — representar, ser representado - opzetten, spelen — tocar - acteren, optreden, spelen, uitspelen — atuar, jogar, representar - concerteren, musiceren, spelen — representar, ser representado - kweken, planten, telen, verbouwen - compartimenteren, delen, onderverdelen, scheiden, splitsen, subcategoriseren, verdelen — dividir, separar - blootstellen, onderwerpen - constitueren, grondvesten, instellen, institueren, oprichten, stichten, vestigen - bezighouden, dienen, doen, functioneren, occuperen, opereren, ophouden, werken — trabalhar - opstoken — alimentar - beproeven, pogen, trachten, uitproberen, zien, zoeken — cansar, experimentar, experimentar com - beproeven, mikken, nastreven, ogen, streven, trachten — batalhar por algo, esforçar-se, tentar - aanhouden, een andere keer uitstellen tot, opschuiven, uitnodiging voor een ander moment, uitstellen, verdagen, verschuiven, vertraagd, vertragen, verzetten — adiar, atrasar - het voorbeeld volgen, naspelen — seguir o exemplo - aanhouden, continueren, cultiveren, doorbijten, doordouwen, doordrammen, doordrijven, doorgaan, doorgaan met, doorlopen, doorzetten, houden, lopen, onderhouden, standhouden, verdergaan, verder gaan, volhouden, voortduren, voortgaan met, voortzetten, vorderen — continuar, continuar a, insistir, ir fazendo - doorgaan met - behavioral, behavioural (en) - operationeel — operacional - creatie, schepping, werk, werkstuk — trabalho - willekeur, wilsuiting - keer, maal - advent[Domaine]
-