het spelen, kinderspel — divertimento, jogo - onderneming, tijdpassering, tijdverdrijf, tijdvulling — assunto, entreterimento, jogo, passatempo - escapisme — escapismo - atletiek, sport, sportbeoefening — desporto, esporte - het baden — banho - het spelen, partij, spel — hobby, jogo, passatempo - het gokken, speelwijze — aposta, jogo, jogo de azar - feest, feestelijkheid, festiviteit — celebração, festa, festividade/festa - escapade, lark (en) - bokkensprong, bokkesprong, capriool, gambade, speelwijze, stoeipartij — brincadeira - speelsheid — divertimento, entreterimento, jovialidade - apenstreek, apestreek, bokkensprong, bokkesprong, capriool, farce, gambade, geintje, gekheid, kattekwaad, kattenkwaad, kwajongensstreek, lol, mop, paskwil, poets, schelmenstreek — burla, farsa, gozação, partida, sacanagem, trapaça, travessura, trote, turno - aardigheid, aardigheidje, gein, geintje, lolletje — brincadeira - amusement, entertainment, het amuseren, het onthalen, kijkgenot, vermaak, vertier — diversão, divertimento, entreterimento - ballet, dans-, dansen, dansje, het dansen — baile, dança, de dança - euritmie - nightlife, night life (en)[Spéc.]

play, recreate (en) - aangenaam bezighouden, afleiden, afleiding bezorgen, amuseren, bekoren, diverteren, entertainen, onderhouden, ontspanning bezorgen, verlustigen, vermaken, vermeien, verstrooien — distrair, divertir, entreter - recreatief — recreativo[Dérivé]

afleiding  • diversão  • dolce far niente (n.) • ontspanning (n.f.) • passatempo (n.) • recreaçao (n.) • recreação (n.f.) • recreatie (n.f.) • recreio (n.m.) • rekreatie (n.f.) • relaxatie (n.) • verpozing (n.f.) • verstrooiing (n.f.) • vrijetijdsbesteding (n.f.)