Conteùdo de sensagent
Últimas investigações no dicionário :
calculado em 0.015s
sneller gaan, versnellen — agilizar, apressar - accelereren, optrekken, sjezen, sneller gaan, vaart krijgen — acelerar, adiantar, apressar, apressar-se, ganhar - acelerar, apressar, apressar-se, despachar-se - te snel rijden — conduzir com excesso de velocidade - afstuiven, doorsnellen, doorvliegen, ijlen, jakkeren, koersen, racen, razen, reppen, snellen, spoeden, stormen, storten, stuiven, vliegen, voorbij flitsen, zoeven — andar a toda a pressa, apressar, ir, voar - snel — breve, veloz[Dérivé]
acceleratie, acceleratievermogen, versnelling — aceleração, aumento na velocidade - rotklus — bom corredor, carreira, corrida rápida, rabanada de vento - deceleration (en)[Spéc.]
sneller gaan, versnellen — agilizar, apressar - accelereren, optrekken, sjezen, sneller gaan, vaart krijgen — acelerar, adiantar, apressar, apressar-se, ganhar - acelerar, apressar, apressar-se, despachar-se - te snel rijden — conduzir com excesso de velocidade - afstuiven, doorsnellen, doorvliegen, ijlen, jakkeren, koersen, racen, razen, reppen, snellen, spoeden, stormen, storten, stuiven, vliegen, voorbij flitsen, zoeven — andar a toda a pressa, apressar, ir, voar[Dérivé]
aceleração (n.) • speed (n.)
-