Conteùdo de sensagent
Últimas investigações no dicionário :
calculado em 0.0s
voyage — reis, reizen, tocht[Hyper.]
survoler — overtrekken, overvliegen - prendre l'avion, voler - red-eye (en) - aller à sa vitesse de croisière, croiser, voyager, voyager tranquillement — kruisen - stooge (en) - décrocher — afglijden, afslaan - temporiseren - snorren - crab (en) - piloter, voler - fly blind (en) - fly contact (en) - soleren, soliëren - invliegen - piloter un avion à réaction - faire du planeur, faire du vol à voile, planer — zweefvliegen - kite (en) - planer - power-dive (en) - descendre en piqué — duiken, een duikvlucht maken - crash-dive (en) - monter comme une flèche, monter en chandelle - belly-land (en) - se poser en catastrophe — een noodlanding maken - ditch (en) - atterrir - débarquer - embarquer à bord d'un avion — neerzetten, zelten - peel off (en)[Domaine]
aviatiek (n.) • luchtvaart (n.f.) • luchtvaartverkeer (n.) • luchtverkeer (n. neu.) • vliegerij (n.) • vliegkunst (n.) • vliegverkeer (n.) • voyage en avion (n.m.)
-