Conteùdo de sensagent
Últimas investigações no dicionário :
calculado em 0.016s
factotum[Domaine]
Selecting[Domaine]
keur, keus, keuze, optie, schifting — choice, option, pick, selection[Hyper.]
afleiden, afleidend, besluiten, concluderen, concluderen uit, conclusie trekken uit, een conclusie trekken, gevolgtrekking maken uit, knobbelen, konkluderen, konkluderen uit, konklusie trekken uit, opmaken, opmaken uit, uitkienen, uitknobbelen, uitmikken — conclude, conclude from, deduce from, draw a conclusion from, gather from, reason, reason out - beschikken, beslissen, besluiten, besluiten tot, decideren, oordelen, resolveren, uitgemaakt, uitmaken — decide, determine, make up one's mind, resolve on, resolve to - afsluiten, bepalen, besluiten tot, constateren, sluiten, stellen, vaststellen — crystallise, crystallize, determine, set - afdoen, afhandelen, afwerken, afwikkelen, bepalen, ruiten, schikken, stellen, vaststellen, vereffenen — check, checker, chequer, determine, settle, square off, square up - bepalen, berekenen, vaststellen — ascertain, determine, evaluate, find, find out - besluiten — conclude, resolve[Dérivé]
aanstelling, benoeming — appointment, assignment, designation, naming - call - manoeuvre, zet — move - casting lots, drawing lots, sortition - besluit, resolutie — resolution[Spéc.]
afleiden, afleidend, besluiten, concluderen, concluderen uit, conclusie trekken uit, een conclusie trekken, gevolgtrekking maken uit, knobbelen, konkluderen, konkluderen uit, konklusie trekken uit, opmaken, opmaken uit, uitkienen, uitknobbelen, uitmikken — conclude, conclude from, deduce from, draw a conclusion from, gather from, reason, reason out - beschikken, beslissen, besluiten, besluiten tot, decideren, oordelen, resolveren, uitgemaakt, uitmaken — decide, determine, make up one's mind, resolve on, resolve to - afsluiten, bepalen, besluiten tot, constateren, sluiten, stellen, vaststellen — crystallise, crystallize, determine, set - afdoen, afhandelen, afwerken, afwikkelen, bepalen, ruiten, schikken, stellen, vaststellen, vereffenen — check, checker, chequer, determine, settle, square off, square up - bepalen, berekenen, vaststellen — ascertain, determine, evaluate, find, find out - besluiten — conclude, resolve[Dérivé]
conclusion (n.) • constatering (n.f.) • decision (n.) • determination (n.) • vaststelling (n.f.)
-