Conteùdo de sensagent
Últimas investigações no dicionário :
calculado em 0.031s
abalo, comoção, emoção, Emoções, sentimento — aandoening, affect, emotie, gemoedsaandoening, gemoedsbeweging, gevoel, gevoelen, ontroering, sentiment - thing (en) - glow (en) - soul, soulfulness (en) - ardor, paixão — drift, gepassioneerdheid, hartstocht, passie - sentimento — gevoel - complexo — complex - ambivalência — ambivalentie, dualisme, dualiteit, dubbelheid, tweeslachtigheid - apatia, langor — apathie - anseio, apetite, desejo, pretensão — begeerte, verlangen, wens - sex, sexo, transa — geslachtsleven, seks, seksualiteit - alegria, prazer — aardigheid, behagen, gein, genot, jeu, jolijt, jool, leut, leute, lol, lust, plezier, pret, schik, sjeu, vermaak, welbehagen - angústia, Dor - pang, stab, twinge (en) - afeição — voorkeur, zin - antipatia, aversão — afkeer, aversie, degoût, degôut, tegenzin, weerstand, weerzin - reconhecimento — dank, dankbaarheid, erkentelijkheid - ingratidão — ondank, ondankbaarheid - desinteresse — luchthartigheid, onbezorgdheid, zorgeloosheid - cruzes, desonra, vergonha — aanfluiting, schaamte, schande - orgulho, soberba — fierheid, hoogheid, trots - humildade — nederigheid - admiração, espanto, surpresa — bevreemding, verbazing, verrassing, verwondering - devastation (en) - expectation, gut feeling (en) - desconsideração — achteloosheid, nonchalance - seriedade, solenidade — ernst, gravitatie, zwaartekracht - sensibilidade — hyperesthesie, overgevoeligheid, sensitiviteit - agitation (en) - calma, placidez, tranquilidade — rust - bravura, valentia — moed, onverschrokkenheid, onvervaardheid - alegria, bem, bem-estar, felicidade, haveres — levensgeluk, levenslust, levensvreugde, welbehagen - pesar — verdriet - esperança — hoop - desespero — wat iemand tot wanhoop drijft - afecção, afeição, Afetividade, afeto, amor, apego, carinho, impressão moral — affectie, affektie, genegenheid - ânimo, humor — bui, dispositie, geestesgesteldheid, humeur, luim, stemming - camaradagem, compaixão, pêsames, piedade, simpatia — medegevoel, medeleven, medelijden, sympathie, sympatie - coragem, entusiasmo — begeestering, elan, enthousiasme, gloed, ijver, levendigheid, levenskracht, vuur - faintness (en) - afeição, afete, emoção — bewogenheid, emotie, gemoedsaandoening, gemoedsbeweging, getroffenheid, ontroering[Spéc.]
aandoening (n.f.) • aandrang (n.m.) • aandrift (n.f.) • afeição (n.) • affect (n.) • affectie (n.) • emotie (n.) • gemoedsaandoening (n.f.) • gemoedsbeweging (n.f.) • geneigdheid (n.f.) • gevoel (n.) • gevoelen (n.) • inclinatie (n.) • neiging (n.f.) • senso (n.) • sentimento (n.m.)
-