» 

dicionario analógico

atingir (pt) - conseguir, lograr, obtener, salirse con la suyabehalen, bolwerken, fiksen, halen, klaarspelen, klaren, koersen, lappen, managen, opknappen, organiseren, regelen, ritselen, rooien, slagen, slagen in, uitgaan, versieren, voor elkaar krijgen - clear, pass (en) - tocarle a alguien el gordoeen groot succes behalen - estabilizar, fijar - pasarslagen voor - run (en) - act, work (en) - pan out (en) - alcanzar, conseguir, lograrkomen, toekomen - llegar hasta arribaterechtkomen[Spéc.]

éxito, ganador, persona que tiene éxitoboffer, bofkont, bollebof, gelukkige, geluksvogel, gelukzak, goudvink, mazzelaar, mazzelkont, succes[Dérivé]

salir mal, zozobrarfailleren, falen, feilen, floppen, knallen, misgaan, mislopen, mislukken, onderuitgaan, scheeflopen, stuklopen, tekortschieten, verkeerd gaan[Ant.]

aanslaan (v.) • conseguir algo  • conseguir triunfar  • er doorheen komen  • er een succes van maken  • erin slagen  • gaan (v.) • het ver brengen  • in het leven slagen  • inslaan (v.) • llegar lejos  • prosperar  • suceder  • tener éxito  • tener éxito en algo  • tener lugar  • triunfar (v.)

-