Conteùdo de sensagent
Últimas investigações no dicionário :
calculado em 0.0s
aankopen; afnemen; inkopen; wegkopen; aanschaffen; betrekken; verkrijgen — adquirir; percibir; recibir[ClasseHyper.]
se procurer qqch moyennant argent à l'att. de qqn (fr)[ClasseHyper.]
titre et valeur financière (fr)[DomaineCollocation]
centen, duiten, geld, gelden, pecunia, pegulanten, ping, pingping, ping-ping, poen — dinero, fondos[GenV+comp]
aankoop, aanschaf, aanschaffing, aanwinst, besteding, boodschap, boodschappen, het kopen, inkoop, inkopen, koop, machtspositie, opkoop — adquisición, compra - inkoop, inkoopcombinatie — compra - afnemer, klant, koper — adquiriente, cliente - machtspositie - gelegenheidsaanbieding, kassakoopje, koopje, occasion, spotkoopje, voordeeltje — adquisición, bicoca, bocado sin hueso, breva, buen bocado, compra, ganga, ocasión, oferta especial, regalo, verdadera ganga[Dérivé]
besluiten, dunnen, hoop, kiezen, pikken, schiften, selecteren, uitkiezen, uitlichten, uitpikken, uitzoeken — coger, designar, elegir, escoger, seleccionar - afbetalen, afdoen, afrekenen, bekostigen, betalen, bezoldigen, dokken, gesalarieerd, lappen, neerleggen, neertellen, offeren, salariëren, schokken, schuiven, uitbetalen, uitkeren, uittellen, vereffenen, verrekenen, voldoen — abonar, costear, pagar, retribuir - lonen, renderen[Domaine]
nemen - verwerven - abonneren, zich abonneren — abonarse a, subscribir, suscribirse a - leegkopen, opkopen, overnemen, uitkopen — entrar en funciones, hacerse con el poder, tomar las riendas - op de kop tikken — conseguir, encontrar - buy food, take out (en) - impulse-buy (en)[Spéc.]
acheteur (fr)[Qui~]
aankoop, aanschaf, aanschaffing, aanwinst, besteding, boodschap, boodschappen, het kopen, inkoop, inkopen, koop, machtspositie, opkoop — adquisición, compra - machtspositie - boodschappen, boodschappen doen het — compra, compras[Nominalisation]
terugkopen — readquirir, volver a comprar[A Nouveau]
te koop, verkrijgbaar — adquirible, en existencia, en venta, se vende[QuiPeutEtre]
afnemer, klant, koper — adquiriente, cliente[PersonneQui~]
inkoop, inkoopcombinatie — compra - gelegenheidsaanbieding, kassakoopje, koopje, occasion, spotkoopje, voordeeltje — adquisición, bicoca, bocado sin hueso, breva, buen bocado, compra, ganga, ocasión, oferta especial, regalo, verdadera ganga[Dérivé]
doen, handel drijven, handelen, verhandelen — comerciar, comerciar en - save (en) - comprar, hacer compras - check out (en) - lonen, renderen[Domaine]
omzetten, slijten, verkopen — vender[Ant.]
betrekken (v.) • comprar (v.) • percibir (v. trans.) • recibir (v. trans.) • verkrijgen (v. trans.)