» 

dicionario analógico

éprouver une sensation douloureuse (fr)[Classe]

être l'objet de qqch de non désiré (fr)[Classe]

toedragen[Classe]

éprouver une douleur physique (fr)[Classe]

opvangen, percipiëren, registreren, voorvoelen, waarnemenaperceber-se, entender, perceber, sentir, ver[Hyper.]

kwaad, leed, lijden, pijn, zeercefaleia, dor, dor de cabeça, sofrimento[GenV+comp]

agonie, doodsangst, doodsstrijd, doodstrijd, lijden, pijnigingagonia, dor, martírio, tormento, tortura - lijder, ziekedoente, enfermo, paciente - contusie, kneuswond, kneuzing, kwetsing, kwetsuur, laesie, letsel, trauma, verwondingdano, ferimento, ferimentos, inchaço, lesão - pijn, zeerdor - agonie, doodsangst, doodsstrijd, doodstrijd, hartenpijn, hartepijn, hartzeer, hevig lijden, kwelling, lijden, lijdensweg, martelgang, zieleleed, zielenleed, zielenpijn, zielepijnagonia, angústia, passamento, sofrimento[Dérivé]

catch, get (en) - twinge (en) - bijten, priemen, prikken, stekenapontar, arder, morder, picar - kill (en)[Spéc.]

belabberd, beroerd, ellendig, lijdend, naar, niet lekker, ongesteld, onpasselijk, onwel, rot, slap, ziekelijkadoentado, com mal-estar, doente, doentio, esquisito, indisposto, mal de saúde, maldisposto, mal-disposto, menstruada, pálido, patológico[Qui~]

sufferer (en)[PersonneQui~]

agonie, doodsangst, doodsstrijd, doodstrijd, lijden, pijnigingagonia, dor, martírio, tormento, tortura - lijder, ziekedoente, enfermo, paciente - contusie, kneuswond, kneuzing, kwetsing, kwetsuur, laesie, letsel, trauma, verwondingdano, ferimento, ferimentos, inchaço, lesão - kwaad, leed, lijden, pijn, zeercefaleia, dor, dor de cabeça, sofrimento - pijn, zeerdor - agonie, doodsangst, doodsstrijd, doodstrijd, hartenpijn, hartepijn, hartzeer, hevig lijden, kwelling, lijden, lijdensweg, martelgang, zieleleed, zielenleed, zielenpijn, zielepijnagonia, angústia, passamento, sofrimento[Dérivé]

anelar (v.) • bezeren (v. trans.) • blesseren (v. trans.) • causar dor (v.) • doer (v.) • lijden (v. intr.) • lijden aan (v.) • lijden onder (v.) • padecer (v. intr.) • pijn hebben (v. intr.) • sofrer (v. intr.) • sofrer de (v.) • te lijden hebben onder (v.)

-