Conteùdo de sensagent
Últimas investigações no dicionário :
calculado em 0.032s
speed — à la hâte, précipitamment - drukte, gehaast, gejakker, haast, spoed — précipitation, ruée - gang, gangetje, rijsnelheid, snelheid, tempo, vaarsnelheid, vaart, vaartje, vlugheid — rapidité, vitesse - snelheid — vélocité, vitesse[Dérivé]
dringen, voordringen, voorkruipen - afschieten, doorsnellen, filmen, flitsen, schieten — élancer, projeter, tourner - afschieten, afstuiven, flitsen, rennen, schieten, sprinten, stormen, vlammen, vliegen, voorbijflitsen — filer, foncer, se précipiter[Spéc.]
speed — à la hâte, précipitamment - drukte, gehaast, gejakker, haast, spoed — précipitation, ruée - gang, gangetje, rijsnelheid, snelheid, tempo, vaarsnelheid, vaart, vaartje, vlugheid — rapidité, vitesse - snelheid — vélocité, vitesse[Dérivé]
débander, partir en débandade - druk in de weer zijn, roezemoezen, roezen — activer, déchaîner, démener[Domaine]
sneller gaan, versnellen — accélérer[Analogie]
afstuiven (v.) • aller à toute vitesse (v.) • aller à une vitesse folle (v.) • doorsnellen (v.) • doorvliegen (v.) • filer (v.) • foncer (v.) • ijlen (v. intr.) • jakkeren (v.) • koersen (v. trans.) • passer comme un éclair • racen (v.) • razen (v. intr.) • reppen (v.) • se hâter (v. pron.) • snellen (v.) • spoeden (v.) • stormen (v. intr.) • storten (v. trans.) • stuiven (v. intr.) • vliegen (v. intr.) • voorbij flitsen • zoeven (v.)
-