» 

dicionario analógico

être agréable à (qqch à qqn) (fr)[Classe]

versieren; verlokken; verleidenseduzir[Classe]

réjouir (fr)[Classe]

faire passer le temps agréablement (fr)[Classe]

bevredigen, tevredenstellen, verblijden, vergenoegen, verheugen, voldoen, voldoening geven, voldoening schenken, volstaanagradar, contentar, satisfazer[Hyper.]

aardigheid, behagen, gein, genoegen, genot, jeu, jolijt, jool, leut, leute, lol, lust, plezier, pret, schik, sjeu, vermaak, welbehagendelícia - pleasing (en) - blijdschap, bron van vreugde, genoegen, verrukkingalegria, prazer - aardigheid, behagen, gein, genot, jeu, jolijt, jool, leut, leute, lol, lust, plezier, pret, schik, sjeu, vermaak, welbehagenalegria, prazer - blijdschap, blijheid, gein, genoegen, genot, plezier, pret, schik, verrukking, vreugde, welgevallenalegria, deleite, prazer - pleaser (en) - aangenaam, behaagelijk, fijn, plezierigagradável, simpático[Dérivé]

geven, graag hebben, graag lusten, hechten, houden, houden van, lusten, zijngostar de - aanspreken, aanstaan, aardig vinden, behagen, beminnen, bevallen, genieten van, gesteld zijn op, geven om, graag hebben, houden van, liefhebben, liggen, lijken, mogen, vallen, voelen, zinnenamar, gostar[Cause]

behagen, bevallenagradar, satisfazer[Domaine]

ergeren, veronaangenamen, verzurendesagradar, desgostar[Ant.]

geliefd maken, vertederen, voor zich innementornar querido - behagen, bevallen, verblijden, verheugen, verrukkenencantar[Spéc.]

blijdschap, blijheid, gein, genoegen, genot, plezier, pret, schik, verrukking, vreugde, welgevallenalegria, deleite, prazer - enchantement (fr)[Nominalisation]

beeldig - bewitching, enchanting (en) - aangenaam, enig, leuk, plezierigagradável[Qui~]

dolblij, opgetogen, verruktencantado, entusiasmado, muito prazer, radiante[QuiSubit~]

aardigheid, behagen, gein, genoegen, genot, jeu, jolijt, jool, leut, leute, lol, lust, plezier, pret, schik, sjeu, vermaak, welbehagendelícia - pleasing (en) - blijdschap, bron van vreugde, genoegen, verrukkingalegria, prazer - aardigheid, behagen, gein, genot, jeu, jolijt, jool, leut, leute, lol, lust, plezier, pret, schik, sjeu, vermaak, welbehagenalegria, prazer - pleaser (en) - aangenaam, behaagelijk, fijn, plezierigagradável, simpático[Dérivé]

titillate (en) - behagen, bevallenagradar, satisfazer[Domaine]

ergeren, veronaangenamen, verzurendesagradar, desgostar[Ant.]

aanspreken (v. trans.) • aanstaan (v. intr.) • aantrekken (v.) • agradar (v.) • aprazer (v.) • atrair (v.) • behagen (v.) • bevallen (v. trans.) • blij maken (v.) • comprazer (v.) • embevecer (v.) • encantar (v.) • gostar (v.) • liggen (v. intr.) • lijken (v.) • plezieren (v.) • satisfazer (v.) • verblijden (v.) • vergenoegen (v.) • verheugen (v.) • verrukken (v.) • zinnen (v.)

-