fokken, kweken, opfokken, telen — criar, elevar, reproduzir - overmaken, vermaken — arranjar, converter, reconstruir, refazer, transformar, voltar a fazer - prefabriceren — pré-fabricar - underproduce (en) - output (en) - pulsate, pulse (en) - flansen - op bestelling maken — fazer sob medida - dummy, dummy up (en) - turn out (en) - mechaniseren, mechanizeren — mecanizar - churn out (en) - overproduce (en) - construir, entrar em detalhes - put out (en) - laminate (en) - bootleg (en) - fazer - genereren, geven, voortbrengen — fazer, gerar, produzir - apertar, comprimir, espremer - gieten, smelten, uitsmelten — fundir - copiëren, kopiëren, reproduceren, weergeven — reproduzir - prefabriceren — pré-fabricar - fudge together, throw together (en) - afdrukken, drukken — editar, imprimir, publicar - confect (en) - proof (en) - burn, cut (en)[Spéc.]

creatie, kreatie, opwekking, schepping — criação - aanmaak, fabricage, fabricatie, fabrikaat, fabrikage, fabrikatie, maaksel, makelij, vervaardiging — fabricação, fabrico, produção, produtora de - creatie, schepping, werk — criação - artikel, goederen, handel, handelsgoederen, handelswaar, koopwaar, spul, vrachtgoed, vrachtgoederen, waar, winkelwaar — artigo, fazenda, mercadoria, mercadorias, produto - product, produkt, voortbrengsel — bens, produção, produto - fabrikaat, maaksel, makelij — classe, faça, make, tipo - fabriek, fabrikant, fabrikante, industrieel, maakster, maker, vervaardiger, vervaardigster — casa - hersteller, maker — oque faz - fabrikant, industrieel, producent, productiechef, productieleider, productmanager, product manager, produktiechef, produktieleider, produktmanager, programmamaker, vervaardiger — fabricante[Dérivé]

scheppen — fazer, instituir[Domaine]

aanmaken (v. trans.) • construir (v.) • creëren (v. trans.) • criar (v.) • fabricar (v.) • maken (v.) • produceren  • produzir  • scheppen (v.) • vervaardigen (v. trans.)