obter, transmitir — brengen - project (en) - espalhar, propagar — voortplanten - translate (en) - release, turn (en) - emitir; coloq. mandar, enviar, mandar à fava, remeter — afzenden, expediëren, opsturen, opsturen,, rondsturen, rondzenden, sturen, uitzenden, versturen, verzenden, wegsturen, zenden[Spéc.]

transmissão — het uitzenden - transferência, trânsito, transporte — transport, transportatie, vervoer[Nominalisation]

transporteur (fr)[CeQui~]

transportable (fr)[QuiPeutEtre]

retransmettre (fr)[A Nouveau]

intransportable (fr)[QuiNePeutEtre]

transmissão - transferência — containeroverslag, giro-overschrijving, omvorming, omzetting, overboeking, overhandiging, overschrijving, storting, transfer, transformatie, transpositie - expedição, transporte — navigatie, scheepvaart, scheepvaartverkeer, transport, vaart, vervoer, vervrachting - sistemas de condutas — kanalisatie - meio de transporte, meios de transporte, modo de transporte, transporte, veículo — clipper, reisgelegenheid, transportmiddel, transporttoestel, transportvliegtuig, transportwezen, verkeersmiddel, vervoer, vervoermiddel - canal — kanaal - canal, Canal da Mancha, canal de trasmissão, canaleta, meio — kanaal, net, zender - canal — net - remetente — afzender, zender - transferer, transferrer (en)[Dérivé]

contrabandear (v.) • doorsluizen (v.) • entregar  • enviar  • overbrengen (v. trans.) • overdragen (v. trans.) • overrijden (v. trans.) • passar (v.) • transmitir (v.) • transportar (v.)