» 

dicionario analógico

bespringen - aanschroeven, afschroeven, bedvogelen, bekennen, beminnen, bibberen, bijslapen, bonken, bonzen, cohabiteren, coïteren, de geslachtsdaad verrichten, de liefde bedrijven, dreutelen, emmeren, figuurzagen, flensen, fleppen, fokken, geslachtsgemeenschap hebben, ketsen, kezen, kieren, knarren, liefhebben, minnen, naar bed gaan met, nemen, neuken, pakken, palen, pezen, poepen, pompen, rammen, rampetampen, rollebollen, schroeven, seksen, slapen, slapen met, soppen, uitschroeven, vastschroeven, vogelen, vozen, vrijen, wippen - tread (en) - bespringen, dekken - defloreren, ontmaagden - mount, ride (en) - dekken - kontneuken - sodomise, sodomize (en)[Spéc.]

bijslaap, coïtus, copulatie, gemeenschap, geslachtsdaad, geslachtsgemeenschap, geslachtsverkeer, kopulatie, overspel, paringsdaad, seks, sexuele betrekkingen, vrijen - conjugatie, paring, paringsdaad, vervoeging - dupla, par (pt) - paar - mate (en) - associé, compagnon, danser, danspartner, echtgenoot, firmant, handelsgenoot, partner, vennoot, wederhelft - coital, copulatory (en)[Dérivé]

zwanger raken, zwanger worden[Domaine]

copuleren (v.) • paren (v.) • springen (v. intr.)

-