» 

dicionario analógico

drinken; verslaafd zijn aan alcohol; aan de drank zijnbeber[ClasseHyper.]

absorberen, bedienen, consumeren, gebruiken, innemen, nemen, nuttigen, ontfermen, opnemen, opzuigen, pakken, verbruikenabsorver, consumir, tomar[Hyper.]

consumptie, geborrel, verteringbebida - alcoholica, alkohol, amsterdammertje, borrel, borreltje, hartsterking, hartversterkertje, hartversterking, hassebasje, hassebassie, kaptein, lijpie, neurie, neut, oorlam, opfrissertje, opkikkertje, pikketanis, proppie, sassepril, schnapps, slok, spiritualia, spiritualiën, sterkedrank, sterke drank, vuurwater, wippertje, witjeálcool, bebida alcoólica, bebida elcoólica, espíritos - alcoholica, alcoholicus, alcoholist, alcoholiste, alcoholverslaafde, alkoholist, alkoholiste, drankorgel, drankverslaafde, drankzuchtige, drinkebroer, drinker, drinkster, dronkaard, dronkelap, dronkeman, kannekijker, kannenkijker, luierbroekje, nathals, natnek, pimpelaar, probleemdrinker, spons, zatlap, zuiper, zuiplap, zuipschuit, zuipsteralcoólatra, alcoólico, bêbado, bêbedo, bebedor, borracho - drinkerbêbado, borracho, ébrio[Dérivé]

aan de drank zijn, drinken, een kroegentocht houden, kroeglopen, verslaafd zijn aan alcoholbeber, beber muito, tomar[Domaine]

port (en) - claret (en) - aan de boemel zijn, boemelen, de bloemetjes buitenzetten, dweilen, kroeglopen, pierewaaien, pintelieren, rinkelrooien, sjouwen, slieren, slijpen, stappen, wallebakken - pimpelenbeber, beber lentamente, beberricar, entregar-se à bebida - bedrinken, bezatten, bezuipen, doorhalen, doorzakken, dronken worden, pimpelen, tanken, zich bedrinken, zich bezatten, zich bezuipen, zuipenembebedar-se, embriagar-se, encher a cara, ficar doidão, tomar um porre - wijn drinken - carry, hold (en) - tank (en)[Spéc.]

consumptie, geborrel, verteringbebida - alcoholica, alkohol, amsterdammertje, borrel, borreltje, hartsterking, hartversterkertje, hartversterking, hassebasje, hassebassie, kaptein, lijpie, neurie, neut, oorlam, opfrissertje, opkikkertje, pikketanis, proppie, sassepril, schnapps, slok, spiritualia, spiritualiën, sterkedrank, sterke drank, vuurwater, wippertje, witjeálcool, bebida alcoólica, bebida elcoólica, espíritos - alcoholica, alcoholicus, alcoholist, alcoholiste, alcoholverslaafde, alkoholist, alkoholiste, drankorgel, drankverslaafde, drankzuchtige, drinkebroer, drinker, drinkster, dronkaard, dronkelap, dronkeman, kannekijker, kannenkijker, luierbroekje, nathals, natnek, pimpelaar, probleemdrinker, spons, zatlap, zuiper, zuiplap, zuipschuit, zuipsteralcoólatra, alcoólico, bêbado, bêbedo, bebedor, borracho - drinkerbêbado, borracho, ébrio[Dérivé]

sober, sober up (en) - aanslaan, klinken op, proosten op, salueren, toosten opbrindar - wine and dine (en) - aan de drank zijn, drinken, een kroegentocht houden, kroeglopen, verslaafd zijn aan alcoholbeber, beber muito, tomar[Domaine]

beber (v.) • doorhalen (v. trans.) • doorzakken (v. intr.) • drinken (v.) • tomar (v.) • zuipen (v.)

-