opzeggen — dénoncer - meld (en) - melden, zich melden - aangeven — annoncer, publier, signaler - uitjubelen — déclarer publiquement - claironner - faire retentir, résonner - afroepen, opnoemen, opsommen, uitroepen — crier, déclarer - adverteren, rondbazuinen, rondbrieven, rondstrooien, uitbrieven — annoncer, faire savoir - afficher - blazen — faire sonner, sonner[Spéc.]

aanspreker, aanzegger, bidder, doodbidder, lijfbidder, lijkbidder, omroeper — présentateur, speaker - aanspreker, aanzegger, bidder, doodbidder, lijfbidder, lijkbidder — speaker - annonciatoire[Dérivé]

apposer[Domaine]

aandienen (v.) • aankondigen (v. trans.) • aanmelden (v. trans.) • afkondigen (v. trans.) • annoncer (v.) • annonceren (v. intr.) • bekendmaken (v.) • bekend raken (v.) • faire connaître (v. trans.) • faire savoir (v. trans.) • gewagen (v.) • inleiden (v. trans.) • inluiden (v.) • melden (v. trans.) • notificeren (v. trans.) • notifiëren (v. trans.) • publiceren (v. trans.) • rapporteren (v.) • vermelden (v. trans.)