Conteùdo de sensagent
Últimas investigações no dicionário :
calculado em 0.016s
coöpereren, op elkaar inwerken, samendoen, samenwerken — influenciar-se[Hyper.]
communicatie — mensagem - communicatie — comunicação, comunicado, uma comunicação - intercommunication (en) - communicator — comunicador, transmissor - communicatief, kommunicatief, mededeelzaam, spraakzaam — comunicativo, conversador[Dérivé]
bekkentrekken, een gezicht trekken, gekke bekken trekken, gekke gezichten trekken, grijnzen, trekkebekken, trekken, vertrekken — fazer caretas - fingerspell, finger-spell (en) - aphorise, aphorize (en) - riddle (en) - project (en) - bereiken, contacteren, reiken, te pakken krijgen — alcançar, atingir, contactar, contatar, entrar em contato, estar em contato com, manter contato com, ter contato com - in de maag splitsen, op de hals schuiven, opleggen — ditar, infligir - comungar - iemands achtergrond nagaan, informeren, informeren naar, infromeren, inlichtingen inwinnen, inwinnen, navraag doen, navragen, vragen, vragen naar, vragen om — investigar, pedir informações, perguntar, perguntar por - telecommunicate (en) - informeren, inlichten, kennen, mededelen, meedelen, op de hoogte stellen, verwittigen — informar - grollen — brincar - saudar - aanhouden, aanspreken, bepalen, keren, raadplegen, richten, vervoegen, wenden — endereçar - jaknikken, ja knikken, knikken, toeknikken — baixar a cabeça, inclinar a cabeça, nutar - sign (en) - een toespraak houden, kletsen, praten, reppen, spreken, uitspreken — dizer, falar, fazer, verbalizar - converseren, spreken, spreken over — falar, falar sobre - overleggen, praten, spreken — conversar, dizer, falar - gebaren, gebaren maken, gesticuleren, gestikuleren, wenken, wijzen — chamar, fazer sinal, gesticular - telepathise, telepathize (en) - write (en) - een radiobericht zenden — transmitir - schrijven — escrever - network (en) - beduiden, een sein geven, een teken geven, gebaren, seinen, wenken — conversar por sinais, fazer sinal, sinalizar - semaphore (en) - fluiten, kwelen, zingen — assobiar - give, throw (en) - give, pay (en) - erkenning — louvar - uitdrukken — transmitir - afgeven, uitgeven, uitvaardigen - overkomen, overwaaien — cobrir, comandar, dominar, proteger, recobrir - compartilhar - get (en) - gab, yak (en) - blog (en)[Spéc.]
communicatie — mensagem - communicatie — comunicação, comunicado, uma comunicação - intercommunication (en) - communicator — comunicador, transmissor - communicatief, kommunicatief, mededeelzaam, spraakzaam — comunicativo, conversador[Dérivé]
communiceren (v.) • comunicar (v.) • in contact komen • transmitir (v.)
-