know (en) - diferenciar, discriminar, distinguir — achterstellen, discrimineren, onderscheiden - label (en) - label (en) - seksen - individualizar — individualiseren, individualizeren - aferir, comparar, contrastar — afzetten, vergelijken - severalise, severalize (en) - contrastar, distinguir, opor - desassociar, dissociar, separar — distantiëren, scheiden, van elkaar halen - demarcate (en) - discriminar — achterstellen, discrimineren - stratify (en)[Spéc.]

diferenciação, diferenciação (biologia), distinção — differentiatie, discriminatie, distinctie, distinktie, onderscheid, onderscheiding[Nominalisation]

distiguivel, distinguível, que pode ser distinguido — te onderscheiden[QuiPeutEtre]

diferenciado — gedifferentieerd[Qui~]

distintivo — distinctief, onderscheidend[QuiPermet~]

diferença, discordância — discrepantie, divergentie, onderscheid, verschil - desvio, diferença — aberratie, abnormaliteit, afwijking, anomalie, deviatie, ecart - discriminador[Dérivé]

diferenciar (v. trans.) • differentiëren (v. trans.) • discriminar (v.) • discrimineren (v.) • distinguir  • fazer diferença (v.) • onderscheiden (v.) • onderscheid maken (v.) • uit elkaar houden  • van elkaar onderscheiden (v.) • verschillend behandelen (v.)