demoraliseren, demoralizeren, demotiveren — desalentar, desmoralizar - in de war brengen, onthutsen, verbijsteren, verbluffen, verstomd doen staan, voor een raadsel plaatsen — confundir, dejar perplejo, desconcertado, desconcertar, extrañar, pasmar - desoriënteren, het gevoel voor richting ontnemen — desorientar[Spéc.]

désarçonnant (fr)[Qui~]

verwarring — confusión, desorden - abobamiento, alelamiento, atolondramiento, atontamiento, atontolinamiento, confusión, desconcierto, ofuscación - verwarring[Dérivé]

beschamen, in verwarring brengen, ontwapenen — aturdir, desconcentrar, liar, obcecar, ofuscar, turbar[Domaine]

asombrar (v. trans.) • aturdir (v. trans.) • confundir (v.) • dejar perplejo (v. trans.) • desconcentrar (v.) • desconcertar (v.) • desorientar (v.) • embrollar (v. trans.) • enredar (v.) • epateren (v.) • in verwarring brengen (v.) • ofuscar (v. trans.) • pasmar (v. trans.) • puzzelen (v. intr.) • turbar (v. trans.) • verbazen (v.) • verbijsteren (v. trans.) • verwarren (v.) • verwonderen (v. trans.)