Conteùdo de sensagent
Últimas investigações no dicionário :
calculado em 0.016s
mesurer (fr)[Classe]
transmitir — uitdrukken - computar — boeken, boekhouden, rekenen[Hyper.]
magnitude, medida, número, quantia, quantidade — gehalte, graad, grootheid, hoeveelheid, kwantiteit, maat, maatstelsel, mate, meting - medição, medida, medidas, mensuração — experiment, het meten, maatstelsel, meten, meting, onderzoeking, probeersel, proef, proefneming, test, toets, toetssteen - Quantificacao, quantificação - medida, régua, unidade — maat, maatlepel, maatstelsel - grandeza, número, quantidade, soma, tamanho — grootheid, kwantiteit, kwantum, quantiteit, quantum - mensurável — meetbaar, mensurabel[Dérivé]
ijken - pesar - meter (en) - pace, step (en) - cronometrar — klokken, timen - sondar — peilen - executar a titulação, medir por titulação, titular — titreren - pesquisar, sondar — peilen - pesar, tomar o peso — afwegen, wegen[Spéc.]
Quantificacao, quantificação[Nominalisation]
magnitude, medida, número, quantia, quantidade — gehalte, graad, grootheid, hoeveelheid, kwantiteit, maat, maatstelsel, mate, meting - medição, medida, medidas, mensuração — experiment, het meten, maatstelsel, meten, meting, onderzoeking, probeersel, proef, proefneming, test, toets, toetssteen - medida, régua, unidade — maat, maatlepel, maatstelsel - grandeza, número, quantidade, soma, tamanho — grootheid, kwantiteit, kwantum, quantiteit, quantum - mensurável — meetbaar, mensurabel[Dérivé]
fazer o levantamento topográfico — opmeten[Domaine]
bepalen (v. trans.) • kwantificeren (v.) • mensurar (v.) • quantificar (v.) • vaststellen (v. trans.)
-