Conteùdo de sensagent
Últimas investigações no dicionário :
calculado em 0.016s
weakening (en)[Dérivé]
debilitar - disappear, evaporate, melt (en) - die down (en) - afbrokkelen, instorten, inzakken, mislukken, zakken — falhar - doezelen, uitfaden, vervagen, wegdraaien — desvaneça-se, enfraquecer - uitwoeden — minguar - dimmen, dof maken, dof worden — amortecer, turvar - aftakelen, kwijnen, uitteren, verbeuzelen, verdoen, verklungelen, verknoeien, verkommeren, verliezen, verluieren, verlummelen, verpieteren, vertreuzelen, wegkwijnen — enfraquecer, enlanguescer - afstompen - pall (en) - ontspannen — sossegar - slacken (en) - vertragen — desacelerar - bezwijmen, flauwvallen, ineenzakken, verflensen, verleppen, verwelken[Spéc.]
weakening (en)[Dérivé]
afzwakken, bagatelliseren, ondermijning, verslappen, verzwakken — amortecer, enfraquecer[Cause]
stalen, sterken, versterken — consolidar[Ant.]
afzwakken (v. trans.) • enfraquecer (v.) • kwijnen (v. intr.) • luwen (v. intr.) • ontspannen (v.) • tanen (v. intr.) • verbleken (v. intr.) • verflauwen (v. intr.) • verslappen (v. intr.) • verweken (v.) • verwijven (v.) • verzwakken (v.)
-