Conteùdo de sensagent
Últimas investigações no dicionário :
calculado em 0.032s
dar a luz — bevallen; bevallen van; baren[ClasseHyper.]
fazer, lançar, parir, produzir — krijgen, produceren[Hyper.]
parto — bevalling, partus - nascimento — geboorte, ontstaan, opkomst, wording - nascimento — geboorte - começo — geboorte[Dérivé]
conceber — zwanger raken, zwanger worden - aguardar, esperar, estar grávida — in verwachting zijn, ontvangen, zwanger raken, zwanger zijn[Domaine]
twin (en) - dar à luz — werpen - parir — een veulen werpen, veulenen - gerar gatinhos, parir — jongen, koketteren - parir — lammen, lammeren - parir — jongen, kalven, kalveren, werpen - aguardar, esperar, estar grávida — in verwachting zijn, ontvangen, zwanger raken, zwanger zijn - parir — jongen werpen - parir — jongen, werpen - dar cria, parir, ter - parir — kwispelen, kwispelstaarten - parir — afkalven, kalven, kalveren[Spéc.]
parto — bevalling, partus[Nominalisation]
puerpera (en)[PersonneQui~]
nascimento — geboorte, ontstaan, opkomst, wording - nascimento — geboorte - começo — geboorte[Dérivé]
lie in (en) - labor, labour (en)[Domaine]
afgeven (v.) • baren (v. trans.) • bevallen (v. trans.) • bevallen van (v. trans.) • bezitten (v.) • dar a luz (v. trans.) • dar à luz (v.) • hebben (v.) • het leven schenken aan (v.) • krijgen (v.) • nascimento (v.) • parir (v.) • pôr no mundo (v.) • procriar (v. trans.) • ter (v.) • ter wereld brengen • voortbrengen (v. trans.)
-