» 

dicionario analógico

familiarization period, orientation period, test period, trial period (en) - time frame (en) - hours (en) - stilstand, stilstandtijd, uitvaltijd, wachttijd - Uptime (pt) - horas de trabalho (pt) - congé, rustperiode, verlof, vrije tijd - hospitalization (en) - transit time, travelling time, travel time (en) - tijd, tijdperk, tijdstip - elapsed time (en) - duur, lengte, tijdsduur - week, werkweek - field day (en) - gebruiksduur, leven, levensduur - vida (pt) - levensduur - duizend jaar - bimillenary, bimillennium (en) - bewoning, bezetting - verleden - bewaartijd, houdbaarheid - puerperium (en) - lactation (en) - época, período (pt) - kalenderdag - festival, muziekfeest, muziekfestival - dag, overdag - aurora, dageraad, Eos, morgen, morgenkrieken, morgenlicht, morgenstond, ochtend, ochtendgloren, ochtendkrieken, ochtendlicht, ochtendstond, v.m., voorm., voormiddag - nacht - avond, nacht - nachtrust - noite (pt) - eve (en) - noite, tarde (pt) - week - twee weken, veertien dagen - weekdag, weekeinde, weekend - nazomer - jaar, kalenderjaar, planeetjaar - schooltijd - j., jaar, kalenderjaar - j., jaar - halfjaar, semester - bimestre (pt) - olympiade - lustrum - decade, decennium - centurie, eeuw - meio século (pt) - quarter-century (en) - kwartaal, trimester - maanfase, maangestalte - dia (pt) - kalendermaand, maand - mid-January (en) - mid-February (en) - mid-March (en) - mid-April (en) - mid-May (en) - mid-June (en) - mid-July (en) - mid-August (en) - mid-September (en) - mid-October (en) - mid-November (en) - mid-December (en) - deadline, tijdgrens, tijdslimiet - halfjaar, semester, term, termijn - trimestre (pt) - uur - komkommertijd - era dourada (pt) - silver age (en) - bronze age (en) - iron age (en) - topjaar - full time, full-time, full-time worker, regulation time (en) - overuur, overwerk, overwerkuur, strafseconde, verlenging - jaargetij, seizoen, vakantieperiode, vakantieseizoen - hondsdagen - midwinter - campagne, jaargetij, jaargetijde, seizoen, vakantieperiode, vakantieseizoen - campagne, jaargetij, jaargetijde, seizoen - tijdperk - long haul, long radius, long range, long run, long term, long-term (en) - droogte, watergebrek - eeuw, era, periode, tijd, tijdperk, tijdvak - geração (pt) - oertijd, prehistorie, voorgeschiedenis - regering - run (en) - juventude (pt) - dawn (en) - avond - tijd, tijdsafstand, tijdsduur - ano, sesta, sono (pt) - huurakte, huurcontract, huurovereenkomst - halfwaardetijd, halveringstijd - getij, getijde, tij, watergetij - etappe, fase, ontwikkelingsstadium, schijngestalte, stadium, trap - multistage (en) - wacht - vredestijd - oorlogstijd - dienstreis - huwelijksreis, wittebroodsweken - indiction (en) - Lei Seca, proibição (pt) - incubatietijd - dia chuvoso, dia de azar, tempo de privações (pt) - noviciaat, proefperiode, proeftijd - blos, glorietijd, hoogtijdag - duração (pt) - clotting time, coagulation time test, whole blood clotting time test (en) - air alert (en) - question time (en) - real time (en) - real time (en) - study hall (en) - usance (en) - window (en) - punt - Peça (pt) - interim, interimaat, intermissie, overgangsfase, overgangsjaren, overgangsperiode, overgangstijd, tussenperiode, tussenstation, tussentijd - break, fermate, interruptie, onderbreking, pauze, rustpauze, tussentijd - bui - contemporary world, modern times, modern world, present times (en) - midweek (en) - quadrennium (en) - quinquennium (en) - Bronstijd - ijzertijd, ijzertijdperk - steentijd, steentijdperk, stenen tijdperk - Eolithic, Eolithic Age (en) - Paleolithicum - Paleolítico Inferior (pt) - Paleolítico Médio (pt) - Paleolítico Superior (pt) - Mesolithicum - Neolithicum - Grande Cisma do Oriente (pt)[Spéc.]

vierdedaags[Dérivé]

periode (n.) • tijd (n.m.) • tijdruimte (n.f.) • tijdsafstand (n.) • tijdsduur (n.m.) • tijdsruimte (n.f.) • tijdsspanne (n.f.) • tijdsverloop (n. neu.)

-