Conteùdo de sensagent
Últimas investigações no dicionário :
calculado em 0.016s
confort — comfort[ClasseHyper.]
conditions, état, statut, zzzétat — gesteldheid, hoedanigheid, staat, standing, status, voorwaarde[Hyper.]
adoucir, atténuer, consoler, réconforter, soulager — bakeren, koesteren, troosten, versoepelen, vertroosten - confortable — comfortabel, gemakkelijk, geriefelijk, gerieflijk, komfortabel - inconfortable — oncomfortabel, ongemakkelijk, ongeriefelijk, ongerieflijk, onkomfortabel[Dérivé]
inconfort, malaise[Ant.]
bien-être, soulagement — gemak, ontlasting, opluchting, verlichting - consolation, soulagement - bien-être, confort, intimité — behaaglijkheid, beslotenheid, burgerlijkheid, gemoedelijkheid, gezelligheid, huiselijkheid, huislijkheid, kleinburgerlijkheid, kneuterigheid, knusheid, privacy - commodité — gemak[Spéc.]
confortable — comfortabel, gemakkelijk, geriefelijk, gerieflijk, komfortabel[Rel.Prop.]
inconfortable — oncomfortabel, ongemakkelijk, ongeriefelijk, ongerieflijk, onkomfortabel[Dériv.]
inconfort, malaise[Ant.]
-