» 

dicionario analógico

moments précédant la mort (fr)[Classe]

voleindiging; voleinding; slot; afloop; eind; einde; beëindiging[Classe]

(voorafgaan; voorgaan; voorafgaan aan), (persvoorstelling; voorbeschouwing; vooruitblik; preview; voorpremière; voorvertoning), (vroegere tijd; verleden; verleden tijd; oudheid; vervlogen tijden), (voorganger; voorgangster; voorouder; voorloper)[Caract.]

(gestorven; dood; wijlen; verdwenen), (de pijp uitgaan; het loodje leggen; expireren; inslapen; insluimeren; kapotgaan; peigeren; teloorgaan; tenietgaan; versmachten; overlijden; heengaan; verscheiden; ontslapen; uitsterven; creperen; kreperen; verrekken; het tijdelijke met het eeuwige verwisselen; om het leven komen), (creperen; op sterven liggen; zieltogen; de dood nabij zijn; de dood voor ogen hebben; op sterven na dood zijn), (nappaleder; nappaleer; nappa), (dood), (levensverzekering), (stervend), (uiterste wil; wilsbeschikking; laatste wil), (sterfelijk; srefelijk), (mortaliteit; sterfte; sterftecijfer; mortaliteitscoëfficiënt)[termes liés]

medicine (en)[Domaine]

Pain (en)[Domaine]

kwaad, leed, lijden, pijn, zeer[Hyper.]

lijden aan, opvreten, pijn hebben, vergaan - afknijpen, afmartelen, afpijnigen, folteren, geselen, kwellen, martelen, pijnigen, plagen, teisteren, tormenteren - creperen, de dood nabij zijn, de dood voor ogen hebben, op sterven liggen, op sterven na dood zijn, zieltogen - atormentar, supliciar, torturar (pt) - afknijpen, folteren, geselen, martelen, pijnigen, plagen, teisteren, tormenteren - bezeren, blesseren, lijden, lijden aan, lijden onder, pijn hebben, te lijden hebben onder - agonist (en) - agonal (en)[Dérivé]

throe (en) - lijdensgeschiedenis, lijdensverhaal, passie, passieverhaal[Spéc.]

agonique (fr)[Atteint]

lijden aan, opvreten, pijn hebben, vergaan - afknijpen, afmartelen, afpijnigen, folteren, geselen, kwellen, martelen, pijnigen, plagen, teisteren, tormenteren - creperen, de dood nabij zijn, de dood voor ogen hebben, op sterven liggen, op sterven na dood zijn, zieltogen - atormentar, supliciar, torturar (pt) - afknijpen, folteren, geselen, martelen, pijnigen, plagen, teisteren, tormenteren - bezeren, blesseren, lijden, lijden aan, lijden onder, pijn hebben, te lijden hebben onder - agonal (en) - agonist (en)[Dérivé]

agonie (n.f.) • doodsangst (n.) • doodsstrijd (n.m.) • doodstrijd (n.) • hartenpijn (n.) • hartepijn (n.f.) • hartzeer (n. neu.) • hevig lijden (n.) • kwelling (n.) • lijden (n. neu.) • lijdensweg (n.m.) • martelgang (n.) • zieleleed (n. neu.) • zielenleed (n.) • zielenpijn (n.) • zielepijn (n.f.)

-