» 

dicionario analógico

organisator; organizator; organisatrice; organizatriceorganizador[Classe]

eenling, enkeling, figuur, iemand, individu, mens, menselijk wezen, particulier, persoon, sterveling, stervelinge, zelfstandige, zielalguém, alma, homem, indivíduo, mortal, pessoa, ser humano[Hyper.]

bedenken, concipiëren, ontwerpen, plannen, programmeren, smeden, uitdenken, uitstippelen, van plan zijn, verzinnen, vindenplanear, planejar - uitvinden, verdichtenformular, inventar - de intentie hebben om, intrigeren, kuipen, ontwerpen, ontwikkelen, plannen, programmeren, projecteren, ten doel hebben, tot doel hebben, uitstippelen, van plan zijn, van zins zijn, voorhebben, voornemens zijn, willen doenter a intenção de, traçar, tramar - projecterendesenhar, esboçar, planear - op touw zetten, organiserenorganizar[Dérivé]

intrigantconspirador - manobreiro - konkelaar, kuiperintrigante - strateeg, strategeestratega, estratego - tactica, tacticusestratega, táctico[Spéc.]

bedenken, concipiëren, ontwerpen, plannen, programmeren, smeden, uitdenken, uitstippelen, van plan zijn, verzinnen, vindenplanear, planejar - uitvinden, verdichtenformular, inventar - de intentie hebben om, intrigeren, kuipen, ontwerpen, ontwikkelen, plannen, programmeren, projecteren, ten doel hebben, tot doel hebben, uitstippelen, van plan zijn, van zins zijn, voorhebben, voornemens zijn, willen doenter a intenção de, traçar, tramar - projecterendesenhar, esboçar, planear - op touw zetten, organiserenorganizar[Dérivé]

ontwerper (n.) • planeador (n.) • planner (n.) • planoloog (n.m.)

-