Conteùdo de sensagent
Últimas investigações no dicionário :
calculado em 0.016s
humain (selon une détermination fonctionnelle, physique ou psychologique) : personne (fr)[Classe...]
(afreis; weggaan; vertrek; afscheid; vaarwel; het (weg)gaan; het gaan) — (partida; saída)[termes liés]
person (en)[Domaine]
Human (en)[Domaine]
allochtoon, landverhuizer, medelander, migrant, seizoenarbeider — imigrante, migrante[Hyper.]
afscheid nemen — dar adeus, despedir-se, dizer adeus, partir[PersonneQui~]
ervandoor gaan, vertrekken, weggaan — afastar-se, ausentar-se, ir andando, ir embora, ir-se embora, partir - afnokken, aftaaien, begeven, gaan, heengaan, moven, nokken, opbreken, opdonderen, opduvelen, opflikkeren, ophoepelen, opkramen, opkrassen, oplazeren, opmieteren, oprotten, oprukken, opsodemieteren, opstappen, optrekken, verwijderen, wegwezen — ir, partir, retirar-se - afreizen, aftrekken, gaan, opstappen, vertrekken, weggaan — ir-se embora, partir[Dérivé]
ervandoor gaan, vertrekken, weggaan — afastar-se, ausentar-se, ir andando, ir embora, ir-se embora, partir - afscheid nemen — dar adeus, despedir-se, dizer adeus, partir - afnokken, aftaaien, begeven, gaan, heengaan, moven, nokken, opbreken, opdonderen, opduvelen, opflikkeren, ophoepelen, opkramen, opkrassen, oplazeren, opmieteren, oprotten, oprukken, opsodemieteren, opstappen, optrekken, verwijderen, wegwezen — ir, partir, retirar-se - afreizen, aftrekken, gaan, opstappen, vertrekken, weggaan — ir-se embora, partir[Dérivé]
andarilho (n.) • doorzetter (n.) • seguidor (n.) • voetganger (n.)
-