» 

dicionario analógico

person (en)[Domaine]

Human (en)[Domaine]

alto-falante, locutor, palestrantebox, causeur, kamervoorzitter, keuvelaar, loudspeaker, luidspreker, luidsprekerbox, prater, speaker, spreker, taalgebruiker[Hyper.]

palrar, tagarelarbazelen, beuzelen, dazen, denonceren, fantaseren, ijlen, kletsen, kwebbelen, leuteren, lullen, o.h.-en, ohaën, ouwehoeren, overbrieven, raaskallen, razen, verklikken, wauwelen, zwammen, zwetsen - chatter (en) - divagar, palrar, tresvariardoordraven, doorslaan, kletsen, malen, onzin uitslaan, raaskallen, wartaal uitslaan - bisbilhotar, cavaquear, falar, papear, tagarelarbabbelen, kakelen, keuvelen, kleppen, klessebessen, kletsen, kletsmeieren, kouten, kwebbelen, kwekkebekken, kwekken, kwetteren, leuteren, parlevinken, praten, ratelen, rebbelen, rellen, roddelen, snappen, snateren, tateren, zeveren, zwetsen - falar pelos cotovelos, falar sem cessar, gritar, rugirlallen - tagarelar[Dérivé]

atrapalhado, atropeladobazelend, leuterend, zwammerig[CeQuiEst~]

caragaţă (ro)[Spéc.]

palrar, tagarelarbazelen, beuzelen, dazen, denonceren, fantaseren, ijlen, kletsen, kwebbelen, leuteren, lullen, o.h.-en, ohaën, ouwehoeren, overbrieven, raaskallen, razen, verklikken, wauwelen, zwammen, zwetsen - chatter (en) - divagar, palrar, tresvariardoordraven, doorslaan, kletsen, malen, onzin uitslaan, raaskallen, wartaal uitslaan - bisbilhotar, cavaquear, falar, papear, tagarelarbabbelen, kakelen, keuvelen, kleppen, klessebessen, kletsen, kletsmeieren, kouten, kwebbelen, kwekkebekken, kwekken, kwetteren, leuteren, parlevinken, praten, ratelen, rebbelen, rellen, roddelen, snappen, snateren, tateren, zeveren, zwetsen - falar pelos cotovelos, falar sem cessar, gritar, rugirlallen - tagarelar[Dérivé]

falador (n.) • keuvelaar (n.) • tagarela (n.)

-