Conteùdo de sensagent
Últimas investigações no dicionário :
calculado em 0.0s
boer — campesino; granjero; labrador; labriego; labrantín; agricultor; payo[Classe]
bebouwen, beploegen, bewerken, cultiveren, kultiveren — criar, explotar, labrar[PersonneQui~]
opgroeien — crecer - bebouwen, boeren, het boerenbedrijf uitoefenen, opgroeien — crecer, producir - kweken, planten, telen, verbouwen — cultivar - agricultuur, agrikultuur, akkerbouw, boeren, boerenbedrijf, landbouw, landbouwbedrijf, management, zeggenschap — agricultura, explotación, ganadería, gestión de la agricultura y el ganado, granjería, labranza - agricultuur, agro-industrie, akkerbouw, bio-industrie, landbouw, landbouwbedrijf, landbouwindustrie — agroindustria[Dérivé]
fruitteelster, fruitteler — fruticultor, fruticultora - viticulturist (en)[Spéc.]
opgroeien — crecer - bebouwen, boeren, het boerenbedrijf uitoefenen, opgroeien — crecer, producir - kweken, planten, telen, verbouwen — cultivar - agricultuur, agro-industrie, akkerbouw, bio-industrie, landbouw, landbouwbedrijf, landbouwindustrie — agroindustria - agricultuur, agrikultuur, akkerbouw, boeren, boerenbedrijf, landbouw, landbouwbedrijf, management, zeggenschap — agricultura, explotación, ganadería, gestión de la agricultura y el ganado, granjería, labranza[Dérivé]
agricultor (n.) • agrónomo (n.) • akkerbouwer (n.) • bouwboer (n.) • cosechero (n.) • cultivador (n.) • cultivadora (n.f.) • cultivator (n.m.) • granjero (n.) • groentekweker (n.) • ingeniero agrónomo (n.) • kweekster (n.f.) • kweker (n.m.) • landbouwdeskundige (n.) • landbouwer (n.m.) • landbouwkundige (n.) • plantador (n.m.) • plantadora (n.f.) • planter (n.m.) • plantster (n.f.) • roefel (n.) • teelster (n.f.) • teler (n.m.)
-