Conteùdo de sensagent
Últimas investigações no dicionário :
calculado em 0.031s
punt — point[Hyper.]
aansturen, nawijzen — diriger - deponeren, doen, leggen, neerleggen, neerzetten, opstellen, poseren, steken, stoppen, zetten — mettre, placer - plaatsen — situer[Dérivé]
graf, grafplaats, grave, mausoleum, praalgraf — sépulcre, tombe, tombeau - aansluiting, knoop, knooppunt, kruising, kruispunt, las, naad, samenkomst, snijding, voeg, wegkruising — jonction, nœud - geboortehuis, geboorteplaats — lieu de naissance - kieslokaal, stembureau, stemlokaal — bureau de vote - extrémité - onderduikadres, schuiladres, schuilhoek, schuilplaats — cachette - anticycloon, hogedrukgebied — hauteur, hauts - kliek, kraampje, zootje — petit endroit discret - Allerheiligste, heilige plaats — lieu saint - mecque - broedgebied, broedkolonie, broedplaats, kraamkamer, nest, nestplaats, vogelnest — emplacement d'un nid, endroit favorable à la construction d'un nid, endroit propice à la construction d'un nid - belvédère - apex, bergtop, kruin, piek, top — cime, pic - plaats van samenkomst — lieu de rendez-vous, rendez-vous - buikloop, diarree, kakkerij, poeperij, racekak, schijterij, spuitpoep — endroit nettoyé par l'eau courante - wegrestaurant — aire de service, zone de service - bezienswaardigheid — attraction touristique - endroit solitaire - bushalte, halte, metrohalte, treinhalte — arrêt, halte - cible - flopée - zone — zone[Spéc.]
aansturen, nawijzen — diriger - deponeren, doen, leggen, neerleggen, neerzetten, opstellen, poseren, steken, stoppen, zetten — mettre, placer - plaatsen — situer[Dérivé]
endroit (n.m.) • gelegenheid (n.f.) • lieu (n.m.) • pl. (n.) • plek (n.f.) • spot (n.m.) • stek (n.m.) • stekkie (n.) • tent (n.f.)
-