» 

dicionario analógico

verflauwing; verzwakking; uitputtingdebilitación; debilitamiento; desmadejamiento[Classe]

désespoir (fr)[Classe]

nietsdoen; inactiviteit; inaktiviteitinacción; ociosidad; inactividad; pereza[Classe]

moedeloosheid; demotivatie; demotivering; ontmoediging; demoralisatie; mismoedigheid; verslagenheiddesaliento; abatimiento; descorazonamiento; desfallecimiento[ClasseHyper.]

medicine (en)[Domaine]

EmotionalState (en)[Domaine]

depressie, gedeprimeerdheiddepre, depresión[Hyper.]

afschrikken, bij de pakken neerzitten, de moed verliezen, het hoofd laten hangen, intimideren, ontmoedigenacobardar, asustar, caer el mundo a los pies, chulear, desalentar, desanimar, desanimarse, descorazonarse, desmoralizar, encogerse, espantar, intimidar, perder el ánimo - afraden om, ontmoedigen, ontraden, vermanen, waarschuwen, weerhouden vanamonestar, desanimar, disuadir, prevenir - demoraliseren, demoralizeren, demotiverendesalentar, desmoralizar[Nominalisation]

doemdenken, kniezen, moedeloos worden, versagen, wanhopen, zwartkijkenabatirse, andar deprimido, desanimar, verlo todo negro - moedeloosdesalentado, desanimado - ontroostbaar, troosteloosdesconsolado, inconsolable - bedroefd, diepbedroefd, droef, droevig, met een gebroken hart, naargeestig, treurig, triest, verdrietigacongojado, afligido, angustiado, angustioso, apenado, apesadumbrado, compungido, con el corazón partido, melancólico, profundamente apenado, profundamente entristecido, sombrío, triste[Dérivé]