Conteùdo de sensagent
Últimas investigações no dicionário :
calculado em 0.0s
tristesse (fr)[Classe]
malheur (fr)[Classe]
belediging — ofensa[Classe]
angústia, Dor[Hyper.]
bezeren, grieven, krenken, kwellen, kwetsen, pijn aandoen, pijn doen, pijnigen, steken, verwonden — doer, magoar - afzien, lijden — sofrer - leed berokkenen, verdriet aandoen, verdriet doen — afligir - afbranden, bijten, pijn doen, schrijnen, steken, zeer doen — arder, doer, magoar, picar, queimar, queimar-se[Dérivé]
kwelling, torment, tortuur — agonia, angústia, transe - zelfkwelling - tsoris (en) - wound (en)[Spéc.]
beledigd — ofendido[Qui a]
bezeren, grieven, krenken, kwellen, kwetsen, pijn aandoen, pijn doen, pijnigen, steken, verwonden — doer, magoar - afzien, lijden — sofrer - leed berokkenen, verdriet aandoen, verdriet doen — afligir - afbranden, bijten, pijn doen, schrijnen, steken, zeer doen — arder, doer, magoar, picar, queimar, queimar-se[Dérivé]
bron van verdriet (n.) • dor (n.) • leed (n. neu.) • lijden (n. neu.) • nood (n.) • pena (n.) • pijn (n.) • smart (n.f.) • sofrimento (n.)
-