badalada, batida — klokslag, slag - beat, slag - alarme, apito, assobio, Beep — beep, oproepingssignaal, oproepsignaal, pieper, pieptoon, wektoon - bell, toll (en) - murmúrio — geroezemoes, gezoem - estalo — gerammel, geratel, gereutel, getik, klik, metaalklank, ratel, ratelaar - gorjeio, pio — gekweel, gekwetter, getjilp, getjirp, lied - gorjeio — gekwetter, getjilp - coro — koor, koorlied, koorzang, rei - click-clack (en) - brado, grito — huilbui, huilpartij, roep, roepen, schreeuw - ensopado, pingo — gedruppel - drum (en) - passo — stap, voetstap - gorgeldrank - arrulho, gorgolejo — gekir - tinido — rinkelen - batidas — klop - murmúrio — brabbelen, gefluister, gemompel, gemurmel, gesuis, murmelen, ruis, suizing - barulho, ruído — geluid, geruis, ruis - rufo — geroffel, roffel - batida — aftapping, klontje, suikerklontje - patter (en) - barulho, repique, trovão — galm, gerommel, klokgelui - tinido — ping - plunk (en) - estoiro, Popping — belening, knal, plof - ronrom — spinnen - grasnido — gekwaak, gekwek, kwak - colcheia - anilhagem — klokgelui - rataplã, rufar do tambor — trommelslag - zucht - grito agudo, guincho — geluid van een doedelzak - chanson - gehamer, getrommel - susurration, susurrus (en) - chicotada — zwiep - tapping — aftakking - throbbing (en) - baque, pancada — bonk, bons, dreun, plof - drom, einde van draden, franje, rafel - thunk (en) - tiquetaque — getik - tinido — belletje, gerinkel, telefoontje - apitadela, buzinada, ruido — gehuil, getoeter, hoornsignaal, toeter - trompetgeluid - atropelo — vertrappen - zunido — neusspraak, rinolalie, tjing - vibrato - voice (en) - whack (en) - zumbido — gegons - apito, assobio — fluittoon - whiz (en) - zing (en) - zizz (en) - bong (en) - clip-clop, clippety-clop, clop, clopping, clumping, clunking (en) - ding (en) - vroom (en)[Spéc.]

ressoar, soar - bater, fazer, ressoar, soar — klinken, laten horen, uitklinken - tocar — blazen - tocar — blazen[Dérivé]

geluid (n. neu.) • geluidje (n.) • ruído (n.) • som (n.) • toon (n.m.)