» 

dicionario analógico

traseiroeinde - notas, placar, resultadorendement, resultaat, uitkomst, uitslag - coisa natural - demolição, desolação, destruiçãoafbraak, deletie, destructie, kaalslag, sloop, sloping, vernieling, vernietiging, verwoesting - omêga, ómega, ômega - alto, paradarustperiode - vitóriaeindoverwinning, eindzege, overwinning, triomf, triomftocht, victorie, viktorie, winst, zege, zegepraal, zegetocht - derrotaafstraffing, nederlaag[Spéc.]

acabar, finalizar, terminarafkrijgen, afmaken, afronden, aftimmeren, klaarkrijgen, voleinden, voleindigen, voltooien, volvoeren - acabar, completar, conseguir, encerrar, finalizar, sair bem, ter êxito, terminarafbouwen, afkrijgen, afmaken, afronden, bea aindigen, finishen, klaarkrijgen, voleinden, voleindigen, volledig maken, volvoeren - end (en) - acabar, cessar, encerrar, finalizar, terminarafbouwen, afkomen, aflopen, eindigen, gedaan zijn, gereedkomen, klaarkomen, nokken, ophouden, stoppen, uitgaan, uitscheiden, vervallen, wegvallen - finalizareindigen[Dérivé]

começo, início, princípio[Ant.]

afloop (n.m.) • afwerking (n.f.) • chegada (n.) • conclusão (n.) • einde (n. neu.) • ontknoping (n.) • resultado (n.) • uiteinde (n. neu.)

-