Conteùdo de sensagent
Últimas investigações no dicionário :
calculado em 0.0s
evento, ocorrência — gebeurde, gebeurtenis, geschiedenis, het gebeuren, ontwikkeling, voorval[Hyper.]
acabar, finalizar, terminar — afkrijgen, afmaken, afronden, aftimmeren, klaarkrijgen, voleinden, voleindigen, voltooien, volvoeren - acabar, completar, conseguir, encerrar, finalizar, sair bem, ter êxito, terminar — afbouwen, afkrijgen, afmaken, afronden, bea aindigen, finishen, klaarkrijgen, voleinden, voleindigen, volledig maken, volvoeren - end (en) - acabar, cessar, encerrar, finalizar, terminar — afbouwen, afkomen, aflopen, eindigen, gedaan zijn, gereedkomen, klaarkomen, nokken, ophouden, stoppen, uitgaan, uitscheiden, vervallen, wegvallen - finalizar — eindigen[Dérivé]
traseiro — einde - notas, placar, resultado — rendement, resultaat, uitkomst, uitslag - coisa natural - demolição, desolação, destruição — afbraak, deletie, destructie, kaalslag, sloop, sloping, vernieling, vernietiging, verwoesting - omêga, ómega, ômega - alto, parada — rustperiode - vitória — eindoverwinning, eindzege, overwinning, triomf, triomftocht, victorie, viktorie, winst, zege, zegepraal, zegetocht - derrota — afstraffing, nederlaag[Spéc.]
acabar, finalizar, terminar — afkrijgen, afmaken, afronden, aftimmeren, klaarkrijgen, voleinden, voleindigen, voltooien, volvoeren - acabar, completar, conseguir, encerrar, finalizar, sair bem, ter êxito, terminar — afbouwen, afkrijgen, afmaken, afronden, bea aindigen, finishen, klaarkrijgen, voleinden, voleindigen, volledig maken, volvoeren - end (en) - acabar, cessar, encerrar, finalizar, terminar — afbouwen, afkomen, aflopen, eindigen, gedaan zijn, gereedkomen, klaarkomen, nokken, ophouden, stoppen, uitgaan, uitscheiden, vervallen, wegvallen - finalizar — eindigen[Dérivé]
começo, início, princípio[Ant.]
afloop (n.m.) • afwerking (n.f.) • chegada (n.) • conclusão (n.) • einde (n. neu.) • ontknoping (n.) • resultado (n.) • uiteinde (n. neu.)
-