» 

dicionario analógico

dispersion, distribution[Hyper.]

colporter, crier sur les toits, délivrer, répandre, répandre une informationaan de grote klok hangen, bekendmaken, circuleren, in omloop brengen, lanceren, pousseren, rondgaan, rondstrooien, rondvertellen, rondzaaien, rondzeggen, uitdragen, van de daken schreeuwen, verbreiden, verspreiden - circuler, répandrein omloop komen, uitlekken, voortwoekeren - éparpillerbedruipen, bedruppelen, bedruppen, strooien, uiteengaan, uiteenjagen, verstrooien - faire courir, répandre, se propager, se répandresmeren, spreiden, uitsmeren, uitspreiden, uitstrijken, uitwrijven, verdelen, verspreiden, verstrijken, voortwoekeren, wrijven - propager, répandreom zich heen grijpen, verspreid worden, voortwoekeren, zich uitbreiden, zich verbreiden, zich verspreiden - disperser, dissiper, égailler, éparpilleroplossen, uiteengaan, zich verspreiden - disperseruiteendrijven, uiteengaan, uiteenslaan - déployeroplossen, rondstrooien, verspreiden - répandrestrooien, uiteenstuiven, verspreiden, verstuiven - étaler, étendre, proliférersmeren, verbreiden, verspreiden[Dérivé]

diffusion[Spéc.]

colporter, crier sur les toits, délivrer, répandre, répandre une informationaan de grote klok hangen, bekendmaken, circuleren, in omloop brengen, lanceren, pousseren, rondgaan, rondstrooien, rondvertellen, rondzaaien, rondzeggen, uitdragen, van de daken schreeuwen, verbreiden, verspreiden - circuler, répandrein omloop komen, uitlekken, voortwoekeren - éparpillerbedruipen, bedruppelen, bedruppen, strooien, uiteengaan, uiteenjagen, verstrooien - faire courir, répandre, se propager, se répandresmeren, spreiden, uitsmeren, uitspreiden, uitstrijken, uitwrijven, verdelen, verspreiden, verstrijken, voortwoekeren, wrijven - propager, répandreom zich heen grijpen, verspreid worden, voortwoekeren, zich uitbreiden, zich verbreiden, zich verspreiden - disperser, dissiper, égailler, éparpilleroplossen, uiteengaan, zich verspreiden - disperseruiteendrijven, uiteengaan, uiteenslaan - déployeroplossen, rondstrooien, verspreiden - répandrestrooien, uiteenstuiven, verspreiden, verstuiven - étaler, étendre, proliférersmeren, verbreiden, verspreiden[Dérivé]

diffusion (n.f.) • propagation (n.f.) • verspreiding (n.)

-