» 

dicionario analógico

fragile (chose) (fr)[Classe]

afbreken, afknappen, barsten, bersten, in stukken vallen, kapotgaan, kapotvallen, kloven, overslaan, splijten, stukgaan, stukvallenpartir-se, quebrar-se[QuiPeut~]

begeven, bezwijken, breken, kapotgaan, sneuvelen, stukgaan, uit elkaar vallendesfazer-se, dividir, partir, quebrar, romper, separar - breken, doorbreken, krakenquebrar, romper - afslaan, bezwijken, blijven steken, defect raken, falen, het begeven, het laten afweten, het opgeven, kapotgaan, stranden, stukgaan, uitfloepen, vastlopen, weigerenavariar-se, emperrar, falhar, ir-se abaixo, partir, quebrar - afbrekenpartir, quebrar - breken, rafelen, slijten, sneuvelen, uitlopen, uitslijtenpuir - afbreken, brekenarruinar, destruir, quebrar - break, break up (en) - breekbaarheid, fragiliteit, kwetsbaarheidfragilidade - breakableness (en)[Dérivé]

fijn, teer, verfijnddelicado[Analogie]

onbreekbaarinquebrável[Ant.]

breakableness (en) - break, break up (en) - afbrekenpartir, quebrar - afbreken, brekenarruinar, destruir, quebrar - breken, rafelen, slijten, sneuvelen, uitlopen, uitslijtenpuir - afbreken, afknappen, barsten, bersten, in stukken vallen, kapotgaan, kapotvallen, kloven, overslaan, splijten, stukgaan, stukvallenpartir-se, quebrar-se - breken, doorbreken, krakenquebrar, romper - afslaan, bezwijken, blijven steken, defect raken, falen, het begeven, het laten afweten, het opgeven, kapotgaan, stranden, stukgaan, uitfloepen, vastlopen, weigerenavariar-se, emperrar, falhar, ir-se abaixo, partir, quebrar - begeven, bezwijken, breken, kapotgaan, sneuvelen, stukgaan, uit elkaar vallendesfazer-se, dividir, partir, quebrar, romper, separar - breekbaarheid, fragiliteit, kwetsbaarheidfragilidade[Dérivé]

broosfrágil , quebradiça, quebradiço - kruimeligdesmoronado, friável - breekbaar, broos, fragiel, gevoeligdelicado, frágil, quebradiço - breekbaar, brosfrangível - splintery (en) - short (en)[Similaire]

onbreekbaarinquebrável[Ant.]

breekbaar (adj.) • broos (adj.) • quebradiço (adj.) • quebrável (adj.)

-