Conteùdo de sensagent

definição
sinónimos
antónimos
enciclopédia

Últimas investigações no dicionário :

calculado em 0.0s

▷imprima ▷Français ▷English ▷Español

rede semântica multilingue

dicionario analógico

véhicule automobile (fr)[Thème]

(Chauffeur; Chauffeuse; Kraftfahrer; Kraftfahrerin; Lenker; Lenkerin; Wagenführer; Wagenführerin; Fahrer; Fahrerin), (lotsen; fahren; lenken), (Fahrtüchtigkeit; Lenkung; Steuerung) — (bestuurder; bestuurster; automobilist), (loodsen; sturen; rijden met; besturen), (rijvaardigheid; sturing)[Thème]

(beschleunigen; sich beschleunigen; sausen; in Fahrt kommen), (Fahrer; Fahrerin; Chauffeur; Chauffeuse; Kraftfahrer; Kraftfahrerin), (Lenkrad; Lenksäule) — (versnellen; sjezen; accelereren; optrekken; sneller gaan; vaart krijgen), (chauffeur; chauffeuse), (stuur)

beschleunigen; sich beschleunigen; sausen; in Fahrt kommen — versnellen; sjezen; accelereren; optrekken; sneller gaan; vaart krijgen[Classe]

passer, changer une vitesse sur un véhicule (fr)[Classe]

Fahrer; Fahrerin; Chauffeur; Chauffeuse; Kraftfahrer; Kraftfahrerin — chauffeur; chauffeuse[Classe]

manœuvre (déplacement) d'une véhicule routier (fr)[Classe]

conduire une voiture (fr)[Classe]

Lenkrad; Lenksäule — stuur[Classe]

effectuer une manœuvre d'une voiture (fr)[Thème]

(Ausschilderung; Fahrbahnmarkierung; Straßenbeschilderung) — (bewegwijzering; wegmarkering; wegbebakening)[Thème]

conduite auto (fr)[Thème]

direction automobile (fr)[Thème]

(beschleunigen; sich beschleunigen; sausen; in Fahrt kommen), (Fahrer; Fahrerin; Chauffeur; Chauffeuse; Kraftfahrer; Kraftfahrerin), (Lenkrad; Lenksäule) — (versnellen; sjezen; accelereren; optrekken; sneller gaan; vaart krijgen), (chauffeur; chauffeuse), (stuur)[termes liés]

-