Conteùdo de sensagent
Últimas investigações no dicionário :
calculado em 0.016s
rentrer en contact avec (choses matérielles)[Classe]
obstacle[Thème]
choc matériel[Thème]
éprouver du désagrément[DomaineCollocation]
heurter violemment un obstacle[Classe]
tomber et subir un choc violent[Thème]
broncher - buter - talonner - être nez à nez - tamponner - accrocher — aanrijden - achopper - faire un faux pas — misstappen, zich verstappen - donner - battre, châtaigner, cogner, cogner à, varger — bonken, bonken op, bonken tegen, bonzen, bonzen op, bonzen tegen, stampen - entrer dedans - rencontrer - entretailler - entre-heurter - télescoper - caramboler — caramboleren, karamboleren - venir au contact - heurter, rentrer, rentrer dans — aanbotsen, aanbotsen tegen, aanlopen tegen, aanstoten, aanstoten tegen, aanvaren, bonken, botsen, botsen op, botsen tegen, caramboleren, inlopen, oplopen tegen, rammen, stoten, zich stoten aan - taper - avancer en trébuchant, faire un faux pas, trébucher — strompelen, struikelen, struikelen over, verstappen - écraser, renverser — omlopen, omrijden, omverlopen, omverrennen, omverrijden, overhooplopen, overhooprijden, overrijden, overrrijden, pmverrijden - collisionner, entrechoquer, entrer en collision, heurter, rentrer dedans, s'entrechoquer, tamponner — aanbotsen, bonken, botsen, caramboleren, dissoneren, in botsing komen met, scheppen, stoten - percuter - être rentré dans, s'écraser contre, se fracasser contre — botsen, knallen[Classe]
-